Categorie archieven: Bolle

kater Bolle over: als je bijna een raskat bent

raskat
Mol en ik

Voor mezelf ben ik gewoon Bolle. Een kater met korte pootjes, een korte staart, brede schouders en grote ogen. Zo ken ik mezelf. En mijn mensen kennen mij ook zo.

Brits korthaar

Maar toen ik een tijdje geleden bij de dierendokter kwam, vertelde hij mijn mensen dat ik bijna zeker tachtig tot negentig procent brits korthaar ben. Mijn vrouw moest lachen, en vroeg of dat die katten met een beebiegezicht zijn. De dierendokter zocht fotoos op de kompjoeter op, en ja hoor, daar stonden een heleboel fotoos van mij.
Allemaal katten met grote ogen, en korte pootjes en een brede borst en een korte staart. En ook nog mijn haren. Ik heb nooit geweten dat ik zoveel familie heb.

Sir Bolle

Zo was ik ineens bijna een raskat.  Mijn mensen zeiden meteen dat ze me op internet gingen zetten om me voor veel geld te verkopen.
Niet echt waar hoor, dat was maar een grapje.
Ik was zelf een beetje zenuwachtig, want ik spreek helemaal geen Engels. Dus hoe moet dat dan, als brits korthaar? Misschien bestaan er ook gewoon nederlandse kortharen, dat hoop ik maar.
Mijn mensen hebben nooit een raskat gehad. Pop en Beer en mijn Molletje waren gewoon kat. En Billy ook.  Mijn mensen waren daarom ook een beetje zenuwachtig. Ze vroegen me of ik voortaan Sir Bolle genoemd wilde worden. Dat is Engels, en dat begrijp ik dus niet. Mijn vrouw legde me uit dat dat meneer betekent. Nee, ik wil niet meneer Bolle zijn. Ik wil gewoon Bolle blijven.

Tenen

Ik had al eens verteld dat ik een beetje vreemd in elkaar zit. Dat heeft waarschijnlijk met dat ras te maken. Dat iemand zo veel mogelijk beebiekatjes wilde hebben om te verkopen, en dus maar broers en zussen met elkaar kindertjes liet krijgen. Jakkes. Daarom heb ik nou kromme benen, en een centenbak.
Mijn vrouw zag een paar weken geleden trouwens dat mijn tenen ook scheef zijn gaan staan. En daarom groeien twee nageltjes over elkaar heen. Dus die moeten steeds geknipt worden. Wil ik dat? Nee. Doet mijn vrouw dat toch? Ja. Ze zegt dat het moet.  Mijn man durft het niet, want hij is bang dat hij in mijn vel knipt. Maar mijn vrouw trekt zich daar niks van aan en knipt gewoon mijn twee nagels af.
Nou ben ik dus bijna een raskat, en ik heb nog steeds niks te vertellen thuis! Dat is toch raar, vind ik.

Mijn Mol

Mijn mensen zeggen dat ze net zoveel van me houden als voordat ze wisten dat ik brits korthaar ben. Dat alle katten uiteindelijk gewoon katten zijn. Of je nou rood of zwart of wit of grijs bent. En dat zij gewoon mensen zijn, net als alle mensen. Of ze nou rasmensen zijn of niet en of ze nou wit of zwart of rood of groen zijn.
Je uiterlijk is helemaal niet belangrijk, vinden mijn mensen. Want je kunt heel mooi zijn, maar helemaal niet lief. En je kunt heel lief zijn, maar helemaal niet mooi. Een vriendin van mijn moeder zegt altijd dat je van een mooi gedekte tafel alleen niet kunt eten. Terwijl ik eten juist zo lekker vind! Maar het betekent dat je aan een mooi uiterlijk alleen niks hebt. Dat je ook nog een mooi karakter moet hebben om echt  mooi te zijn. Dat is zeker weten waar. Ik heb mijn Molletje en mijn mensen uitgekozen omdat ze me lief leken, niet vanwege hoe ze eruit zagen. En dan was mijn Mol toevallig nog een prachtige dame ook.
Maar ze hoefden van mij niet langharig of kortharig te zijn. Of Siamees.
En trouwens, mijn vrouw heeft steeds weer een andere kleur haar. En toch blijft ze dezelfde vrouw.

Biesonder

Inmiddels ben ik er wel aan gewend, dat ik een brits korthaar ben. Ook al ben ik dan scheef afgewerkt. Eigenlijk is er helemaal niks veranderd.
Bovendien zijn alle katten mooi op hun eigen manier. Ook als je geen brits korthaar bent, of juist wel. Of als je een oogje minder hebt, of een pootje minder. Als je scheef afgewerkt bent, of een beetje te dik bent met lange haren of juist te dun met heel weinig haar. We hebben allemaal wel iets biesonders.
Ik ben ook maar geen Engels gaan leren. Want alle katten hier in de buurt spreken gewoon onze eigen kattentaal, we miauwen en we begrijpen elkaar. Ik zou niet weten met wie ik Engels moet spreken.
Dus ik ben gewoon weer Bolle. Nog steeds. Dat is toch het fijnst.

kater Bolle over: als je een doos hebt

kat in doosAlle katten houden van dozen. Tenminste, dat zeggen mensen vaak. Ik was juist altijd bang van dozen.

Wie gaat er nou in een doos springen, zonder dat je weet wat er in zit? Ik niet! Er kan ook best iets engs in een doos zitten, dat er plotseling uitspringt. En stel dat je in een doos zou zitten, dan kan je niet zien wat er om je heen gebeurt. Dat is natuurlijk supergevaarlijk.
Ik vond dozen dus helemaal niks. Als mijn mensen er eentje neerzetten, liep ik er altijd met een grote boog omheen.

Veilige plek

Mijn mensen vond dat helemaal niet erg. Want voor hun hoorden dozen bij de Grote Beer. En bij niemand anders.
Beer moest heel plotseling bij mijn mensen intrekken. Dat was toen het restoorant waar hij woonde dicht ging. Hij was al vaak bij mijn mensen en Popje geweest. Hij liep dan gewoon door de tuinen, en ging door het kleine kattendeurtje. Dus hij was al een beetje gewend.
Maar nu was ineens zijn restoorant er niet meer.
Daarvan raakte hij in de war. Hij vond het moeilijk, en voelde zich in de steek gelaten.
Beer werd zelfs een beetje ziekjes. Hij wilde meer niet eten en hij kreeg ontstoken ogen.
Allemaal van verdriet, omdat zijn oude mensen en zijn oude huis zomaar weg waren.
Logies, natuurlijk. Dat snapten mijn mensen heel goed.
Hij had plotseling geen veilige plek meer en niets dat van hem alleen was. En Beer wilde bij mijn mensen persee geen mandje of deken of kussentje om op te liggen.

Dozenman

Toen bedacht mijn vrouw dat Beer een kartonnen doos vast heel fijn zou vinden. En ze heeft een mooie doos gehaald bij een winkel. Die zette ze eerst eventjes op de eettafel. Maar voordat ze het wist zat Beer er al in!

kat in doos
Beer

Vanaf dat moment was Beer een dozenman, zegt mijn vrouw.
Hij had in zijn doos een stapel fliesdekens, dan kon hij lekker zacht en warm liggen.
Zijn doos moest altijd op de eettafel staan. Zo wilde Beer dat. Alleen als mijn mensen aten, ging de doos even naar een andere plek. Mijn mensen droegen Beer daar met doos en al naar toe. Het leek dan net alsof hij vloog!
Mijn vrouw heeft Beer in zijn nieuwe doos elke dag met een lepeltje gevoerd. En ze gaf hem steeds brokjes, één voor één. Die hij gelukkig opat. Ook maakten mijn mensen elke dag zijn ogen schoon.
Langzaamaan werd hij toen weer beter.

Dozenhoofd

Toen Beer ouder werd vond hij het goed dat zijn doos naar het grote bed werd verhuisd.
Want het lukte hem niet meer om op de eettafel te springen, en hij wilde geen hulp van een krukje of een stoel.
Beer sliep ook in zijn doos. Op het grote bed, tussen mijn mensen in. Vaak kreeg hij ook nog een doos in de tuin, of in de woonkamer. Daar klom hij dan meteen in. Hij had in een doos altijd een heel seerieus gezicht. Mijn mensen noemden dat zijn dozenhoofd. En ze zeiden dat hij in zijn vliegtuig zat, als piloot.
Beer heeft alle jaren dat hij bij mijn mensen woonde zijn eigen doos gehad. Voor hem was zijn doos een veilige plek. Mijn vrouw maakte de dozen altijd mooi, en plakte er van alles op. Toen Beer een prachtige ster werd, hebben mijn mensen hem in zijn doos begraven in de tuin. Zodat hij makkelijk naar de hemel kon vliegen.

In mijn tuin

Daarom vonden mijn mensen het dus niet erg, dat ik niet van dozen hield. Maar toen kwam de dag dat mijn vrouw een keer een doos in mijn tuin zette, waar ze dingen in wilde doen. En raad eens? Ik klom er meteen in! En ik wilde er niet meer uit. Eindelijk snapte ik wat je als kat leuk kunt vinden aan een doos. Nu heb ik dus met mooi weer een eigen doos in mijn tuin.
Niet in huis, want dat wil ik niet. Een doos in huis hoort niet, vind ik.
Net als voor Beer, haalt mijn vrouw er een stuk karton af zodat ik makkelijk in kan stappen.
En ze weet, door haar ervaring met Beer, precies wat voor maat doos een kat fijn vindt.
Ik gebruik mijn doos in de tuin net zo lang tot hij helemaal kapot is. Want hij regent natuurlijk nat, en dan droogt hij soms heel raar op. Of hij wordt vies, maar dat vind ik niet erg. Soms is alleen nog de onderkant over, maar dat vind ik ook prima. Hoe langer ik met mijn doos doe, hoe meer het echt MIJN doos wordt.

Van Beer geleerd

Vorige week scheen het zonnetje en kreeg ik een nieuwe doos. Ik ging er in zitten, en toen begon mijn man te lachen. Hij riep mijn vrouw, en zij moest ook lachen. Ze hebben meteen een footoo van me gemaakt. Ik werd er een beetje knorrig van.
Waarom ze nou zo moesten lachen weet ik niet.
Nou ja, laat maar lachen, denk ik dan. Wat kan mij het tenslotte schelen. Een echte katerman trekt zich nergens iets van aan als hij in zijn doos zit. Dat heb ik van Beer geleerd.

kater Bolle over: als je gelukkig bent

gelukkigSoms kun je denken dat iets nooit meer goed gaat komen. Dat je altijd bang zult zijn, en het altijd koud zult hebben. Dat je je  hele leven buiten moet wonen, en voor je eten moet vechten. Dat je je hele leven alleen gaat blijven.
Zo voelde ik me vroeger.

En mensen kunnen denken dat ze altijd verdrietig blijven, omdat ze drie katten missen die een ster zijn geworden. En dat ze nooit meer zoveel van een kat gaan houden. En dat ze dus ook alleen zijn, zonder kat. Dat hadden mijn mensen. En dan kom je elkaar tegen.
Gelukkig maar.

In mijn tuin

Een paar dagen geleden was het lekker warm buiten, met een zonnetje. ’s Ochtends ging mijn vrouw buiten, in mijn tuin, thee  drinken en de krant lezen.
Dat vond ik biesonder. Meestal doet ze dat binnen, aan het buro. Ik lig naast haar, en lees samen met haar de krant. Ik weet  inmiddels al alles af van de breksit (zo heet dat toch?).
Ik ruik elke ochtend aan haar thee, en ik vind het elke ochtend niet lekker. Mijn vrouw zegt altijd “Nog hetzelfde als gisteren?”  Ja inderdaad. Maar het kan natuurlijk dat het op een ochtend iets is wat ik wel lekker vind. En dan kan ik er snel wat van oplikken, voordat ze het weghaalt.

In mijn tent

In mijn tuin heb ik bij mijn vrouw gelegen, naast haar voeten. Ik kon niet de krant lezen, maar dat gaf niet. Dat doe ik morgen  dan wel weer. Mijn vrouw heeft me lang op mijn buik geaaid, heerlijk was dat. Na een tijdje werd het me een beetje te warm, dus  toen ben ik in mijn tent gaan liggen.
Ik heb nu in mijn tuin vijf manden, een tent, en twee kartonnen dozen. Eigenlijk best veel, voor mij alleen. Mijn man vindt die  manden op straat, en neemt ze voor me mee. Ze zijn soms een beetje kapot, maar dat geeft niks.

In het gras

’s Middags heeft mijn vrouw van alles gedaan in mijn tuin. Ze werkte aan de planten en de bloemen, dat alles er mooi uitziet. Ik ben er blij mee dat ze dat doet, want ik heb er zelf geen tijd voor. Ik heb er bij gezeten, om te kijken of ze alles wel goed  deed. Af en toe hield ze iets voor mijn neus zodat ik er aan kon ruiken, en dan deed ik dat. Allemaal vreemde luchtjes waren het, van dingen die normaal onder de grond zitten. Spannend hoor, maar niet eng!
Nog wat later kwam mijn man ook buiten in mijn tuin zitten. Hij heeft me gekamd, en ik heb in de tijd dat hij me kamde zijn hand  gewassen. Voor wat hoort wat, tenslotte.
Ik heb op mijn rug in het gras gelegen, met mijn benen wijd. Dat is zo fijn, om het zonnetje te voelen op mijn buik. En ik ben veilig, want mijn mensen zitten naast me.

Op het grote bed

De buurhond deed blaffen, maar dat maakte me niet uit. Want als mijn mensen er zijn, ben ik niet bang. Toen het zonnetje weg was, zijn we naar binnen gegaan en heb ik superlekker gegeten. Daarna heeft mijn vrouw me op het grote bed getild, en hebben we geknuffeld. Mijn man kwam er ook nog bij, en dus hebben we ook nog met zijn drietjes geknuffeld.
Ik heb de hele avond geslapen, want ik was moe. Van het zonnetje, van het knuffelen en van het genieten.
Ik vond het een geweldige dag, zeker weten.
Van mij mag elke dag wel zo zijn.

Op het pad

Ik dacht dat ik nooit meer zou kunnen wennen aan wonen bij mensen. Nu vind ik het juist fijn. En mijn mensen dachten dat ze nooit meer zoveel van een kat zouden kunnen houden als van Pop, Beer en mijn Molletje. Maar nu houden ze heel veel van mij. Anders dan van Pop, Beer en Mol, maar ook superveel.

Mijn mensen zeggen vaak dat ze blij zijn dat ik op hun pad ben verschenen. Zo noemen mensen dat, denk ik, als je elkaar tegen komt. En ik ben blij dat ik op het pad ben verschenen van mijn mensen, en van mijn Molletje. Zo lopen we nu hetzelfde pad, met zijn drietjes.
Dat is veilig, dan hoeven we nooit meer bang te zijn.

kater Bolle over: in je eentje spelen

in je eentje spelen
Mol ligt natuurlijk in de mooiste stoel

Ik ben een ernstige kater.  Buiten dat ik ernstig ben, ben ik ook nog verlegen en onzeker.
Daarom lig ik graag te slapen op het grote bed, of in mijn tuin. Lekker veilig. En ik denk na. De hele tijd. Over van alles.

Waarom is er leven, waarom houdt het soms ineens op en waarom zijn er honden op aarde?
Allemaal vragen waar ik geen antwoord op weet. Vandaar dus dat ik er over nadenk.
Het kan natuurlijk best zo zijn dat ik op een dag de oplossing vind. Maar tot die dag heb ik geen tijd voor andere dingen.
Zoals spelen.

Eentje

En wat ik dus zeker weten nooit ga doen, is in mijn eentje spelen.  Hoe kan je nou in je eentje spelen? Hoe moet dat? Ik zou het nooit durven. Echt niet.
En waar speel je dan mee? Ik kan toch niet zelf een balletje gooien en er achteraan rennen!?Waarom zou je het trouwens doen, als je ook kan nadenken in die tijd?
Eerlijk waar, ik snap er niks van.
Toch hoor ik van katten die het wél doen.

Seerieus

Mijn mensen dachten in het begin dat ik ziek was, of pijn had, omdat ik niet wilde spelen.
Maar dat is niet zo. Het is gewoon dat ik seerieus ben.
Elke avond speel ik even met mijn mensen en mijn veer. Af en toe ren ik een paar keer achter het leeserlampje aan, of achter een balletje.
Maar soms zie ik mezelf ineens (in mijn hoofd, bedoel ik), en denk ik Nee.  Dat heb ik ook als mijn man komt kijken als ik met mijn vrouw aan het spelen ben, of andersom. Dan hou ik altijd meteen op met spelen. Ik ben geen sir-kus-aap-je!

GroteBeer en Pop

in je eentje spelen
Beer en (liggend) Pop aan het spelen

Mijn mensen zeggen dat de GroteBeer dat ook had.
Die had zijn hele leven in restoorants gewoond, en was geen speelgoed gewend.
Hij stoeide wel elke dag met Pop. Ze renden elkaar achterna, en probeerden elkaar te vangen.
Maar Beer vond speelgoed stom, toen hij bij mijn mensen kwam wonen.
Na tijdje werden mijn mensen soms wakker van allerlei gerommel. Dat was Beer, die stiekem aan het spelen was. In zijn eentje.
Mijn vrouw ging wel eens heel voorzichtig kijken. Als Beer dat merkte hield hij meteen op en ging zich zitten wassen. Alsof hij helemaal niet had zitten spelen.
Later speelde hij wel met speelgoed, vooral samen met Pop.

Speelbeestje

Popje was echt een speelbeestje, zeggen mijn mensen. Hij speelde met alles wat hem voor de pootjes kwam. Propjes papier, allerlei muizen, takjes, blaadjes, het maakte hem niks uit. Hij speelde verstoppertje met mijn mensen, en ook voetbal.
Als hij met mijn mensen wilde spelen kroop hij onder het vloerkleed en ging heel hoog mauwen. Dan wisten mijn mensen wat er van ze verwacht werd!
Pop speelde ook in zijn eentje, en was een heel druk ventje. Hij was altijd bezig.

Op onze stoelen

Mijn Molletje wilde nooit spelen. Niet alleen, maar al helemaal niet met anderen.
Als Pop en Beer met iets aan het spelen waren, rende zij er soms op af. Ze pakte het speeltje af en liep er mee weg. Zo was het tenminste afgelopen met dat gedoe.
Als de mannen (zo noemden mijn mensen Pop en Beer altijd) aan het rennen of aan het stoeien waren, kwam Mol soms mijn mensen halen. Zodat zij konden zorgen dat het ophield. Of ze ging heel hard staan miauwen en grommen, tot de mannen ophielden.
Ik mocht ook niet rennen van Mol, dat heb ik wel eens geschreven.
Ik begreep dat wel. Want het is onrustig, dat rennen en spelen. En het maakt lawaai. Soms lijkt het wel op vechten, als je met zijn tweetjes speelt. En je kunt niet tegelijkertijd op je omgeving letten, of alles veilig is. Dan kan er van alles gebeuren. Dat is dus supergevaarlijk.
Daarom lagen Mol en ik meestal op onze stoelen, in de tuin, te slapen. Heerlijk!

Kinderkatje

Grappig hè, zo is elke kat anders wat spelen betreft. Misschien heeft het er mee te maken hoe je jeugd is geweest. Dat iemand je heeft moeten leren om te spelen, als kinderkatje. En het heeft denk ik ook te maken met hoe je geleefd hebt.
Buiten in de tuinen had ik geen tijd om te spelen. Ik moest overleven, niet achter balletjes aanrennen. Tijd om te spelen had ik niet. Mol was een kind van twee zwerfkatten, en had niet geleerd om te spelen. Beer ook niet.

Ik heb heus wel eens dat ik heel veel zin heb om te spelen. Als dat zo is kom ik naar binnen reesen, en ga in de slaapkamer rondscheuren. Soms schrik ik dan van mezelf, en weet ik niet wat ik nou eigenlijk aan het doen was. Als ik niet schrik, gaan mijn mensen met mij spelen. Superleuk.
Toch vind ik het na zo’n avond weer tijd voor belangrijke zaken.
Mijn vrouw zegt dat dat komt omdat ik “bedachtzaam” ben. Dat kan best. Maar ik vraag me af waarom er honden bestaan. En waarom woont er eentje nou juist naast mij? Waarom doet hij steeds naar mij blaffen? Wat is leven presies? Waarom is mijn Mol een ster geworden? En wat is “bedachtzaam”?

Ik weet het allemaal niet.
Daarover moet ik dus nadenken.
En dan kan ik niet zelf met balletjes gaan gooien.

kater Bolle over: als je slim bent

slim

Ik ben geen domme jongen, dat durf ik best te zeggen. Natuurlijk is geen enkele kat dom, want dat kan nou eenmaal niet.
Domme katten bestaan niet.

Maar mijn mensen zeggen vaak dat ik een slim-me-rik ben.
Daarmee bedoelen ze dat ik dingen snap, die mensen belangrijk vinden.
Of eigenlijk dat ik dingen snap die mensen ook kunnen begrijpen.

Anders

Mensen denken heel anders over slim-zijn dan katten.
Wat ik slim vind is als het je lukt om een ekstra snek te krijgen, terwijl je gewone eten er nog staat. Of dat je, als je naar de dokter moet, je heel goed gaat verstoppen. Of dat je, als je een pil in je eten krijgt, álles eet. Behalve dat pilletje, dat spuug je uit.
Maar mensen noemen dat dan eigenwijs, of lastig.

Wat ik kan

Ik kan ook nog een heleboel dingen die mijn mensen niet eens kunnen snappen.

  • Ik kan mezelf bijvoorbeeld tussen mijn tenen wassen. Met mijn tong.
  • Ik kan ruiken dat er een muis door mijn tuin heeft gelopen, en ook wanneer dat was.
  • Of dat er vijf tuinen verderop een kat loopt, en wie dat dan is.
  • En of diegene vrolijk is of boos.
  • Ik kan horen dat er vleer-mui-zen boven mijn hoofd vliegen.
  • Ik kan in één sekonde een hele hoge sprong maken, wel vijf keer zo hoog als ik zelf ben.

Mijn mensen, maar ook alle andere mensen, kunnen dat niet. Zal ik een geheimpje verklappen? Ik kan dat omdat ik een kat ben!

Wat mijn mensen zeggen

Maar als mijn mensen zeggen dat ik slim ben, bedoelen ze bijvoorbeeld dat ik kom als ze me roepen. Of dat ik tegen de slaapkamerdeur aanduw, als die bijna dicht is. Zo duw ik de deur dan open. Of dat ik snap wat mijn vrouw bedoelt als ze iets aanwijst.
Als we met de veer spelen en ik kijk de verkeerde kant op (dat kan de beste wel eens gebeuren) tikt mijn vrouw zachtjes tegen mijn voorpoot. En ze wijst naar de plek waar de veer is. Dan kijk ik meteen die kant op.
Of dat ik snap dat ik het leeserlampje niet echt kan vangen, en dat mijn mensen gewoon een lampje vasthouden en daarmee een lichtstip maken.

Wat Boris deed

Mijn mensen vertelden mij een keer van een andere kat die hier vaak in de tuin kwam.
Hij heet Boris, en is lichtrood. Nu is hij verhuisd, maar vroeger woonde hij naast Pop en Beer en mijn Mol.
Op een dag speelde mijn vrouw met Pop en Boris met het leeserlampje in de tuin. Als laatste liet ze het stipje de struiken in lopen. Boris heeft nog een uur lang naar het lichtstipje gezocht! Hij heeft alle struiken afgezocht, maar kon het niet meer vinden.
Uiteindelijk heeft mijn vrouw nog maar een keer met lampje gespeeld, en gezorgd dat Boris het stipje kon vangen. Toen was hij pas tevreden, en is weer naar huis gegaan.
Kijk, dat zou mij nou nooit gebeuren.
Maar Boris kon als de beste rollen met een voerbal, en had binnen een minuut alle brokjes eruit.

Een signaal

Als het donker is, zien mijn mensen mij vaak niet als ze door de kamer lopen. Dan lopen ze dus tegen mij aan. En dat vind ik eng.

slim

In het begin dacht ik dat ze het ekspres deden, en dat ze me schopten. Want ik weet altijd wél waar mijn mensen zijn. Dat hoor ik, en dat ruik ik en dat voel ik met mijn snorharen. Ook als ik ze niet kan zien.
Nu snap ik dat het per ongeluk is, en dat mijn mensen gewoon niet goed zien in het donker. En dat ze me ook niet kunnen horen, of ruiken.
Dus als mijn vrouw of man ’s nachts wakker worden en in het donker door de kamer lopen, dan doe ik iets. Ik maak een piepgeluidje. Ik doe steeds piep… piep… piep… piep… piep.
Ik geef dus een sinjaal dat ik er ben, en ook waar ik ben. Net als een vracht-wa-gen, zegt mijn vrouw.
En ik hou pas op met piepen als mijn man of vrouw me even geaaid heeft. Dan weet ik dat zij weten waar ik ben. Zo lopen ze tenminste niet tegen me op.
Mijn vrouw vindt dat helemaal geweldig.
Ik vind het zelf niet zo biesonder. Ik vind het gewoon logies nagedacht van mij.

Het allerslimst

Ik verbaas me er vaak over dat mensen geen idee hebben over hoeveel katten weten en kunnen en snappen.
Elke kat kan zóveel meer dan mensen ooit zullen kunnen.
Wij horen beter, ruiken beter, voelen beter en ga zo maar door. Wij kunnen keihard rennen, in bomen klimmen, muizen vangen. Wij voelen aan hoe onze mensen zich voelen, wij merken dat onze mensen over ons praten. Wij hebben onze eigen taal, en kunnen heel snel dingen leren – als we dat willen. We kunnen spinnen, we kunnen onze oren bewegen, we kunnen over hele smalle richels lopen. We kunnen om iets lekkers bedelen, en als we daar sukses mee hebben, blijven we dat doen.
Ik weet dan ook presies welke kat het allerslimst is.
Weet je welke kat dat is?
Elke kat!