Categorie archieven: Bolle

Kater Bolle: wat ik thuis allemaal mag

wat ik mag Afgelopen week vertelde Bert dat hij muurkunst maakte, en dat dat gewoon mocht van zijn vrouw. Toen dacht ik: ik mag eigenlijk ook alles in huis van mijn mensen. Net als Bert.

Zuinig

Nou heb ik nog nooit kunst aan de muur gemaakt, maar wie weet komt dat nog. Ik heb ook nog nooit wat kapot gemaakt in huis. Ik ben door mijn verleden nog steeds best verlegen, en ik ben bovendien heel zuinig op mijn spulletjes.

Kurk

Ik slaap het liefst op mijn ronde krabding. Dat was het eerste dat speciaal en alleen voor mij was, en het is nog steeds mijn favoriet. Mijn mensen zeggen als ik erop lig altijd dat ik op mijn kurk lig.
Ik heb een kurk in de slaapkamer, en eentje in de woonkamer. Allebei zo’n drie jaar oud.
Maar ze zien er nog als nieuw uit want ik lig er op, maar ik krab er nooit aan.
Mijn vrouw heeft dat van dat krabben een keer voorgedaan (alsof ik niet zou weten hoe dat moet…) en daar schrok ik nogal van. Dat was namelijk absoluut niet de bedoeling! Ik ging razendsnel op mijn kurk zitten om te voorkomen dat ze het nog een keer deed.
Ik vond het geen manier van doen. Ik krab ook niet aan haar spullen, dus waarom zou ze dan aan mijn spullen krabben?
Gelukkig heeft ze het daarna nooit meer gedaan.

Badkamer

Ik mag in alle drie de kamers van ons huis komen, en ook in de badkamer. Daar snuffel ik altijd aan het doucheputje, want dat ruikt zo bijzonder.
Toen ik hier net woonde heb ik een keer precies naast de wc geplast, omdat ik dacht dat dat zo hoorde, en om aan te geven dat de badkamer van ons allemaal is.

Ik mag overal op of onder of achter. Maar dat doe ik niet, want waarom zou ik ergens onder of achter kruipen? Zo ben ik nou eenmaal niet.
Als een kast open is, ga ik er ook niet in kijken. Want het zal wel, zo’n kast. Dat interesseert me niet.

Deur

Ik heb een eigen deurtje, speciaal voor katten, en ik mag altijd naar buiten en naar binnen. Behalve met oud en nieuw, omdat het dan zo knalt. Maar dan wíl ik geeneens naar buiten, want dat vind ik veel te eng.
Als het koud is of het regent, ga ik ook niet naar buiten. Want ik houd niet van kou, en al helemáál niet van regen en natte voeten.
Ik mag met modderpootjes naar binnen komen lopen, over de net gedweilde tegels.En dan laat ik overal kleine zwarte pootafdrukjes achter, ook al denk ik dat mijn mensen dat niet altijd leuk vinden. Maar ja, ik kan nou eenmaal niet vliegen.

Op bed

Ik heb altijd brokjes staan, want dat vind ik prettig. Ik eet ze nooit, want het zijn geen lekkere brokjes, maar ik weet dat het zou kunnen als ik honger heb.
Soms krijg ik brokjes op bed, dat vind ik heel gezellig.
Dan lig ik op bed terwijl mijn man of vrouw naast me ligt en me steeds één brokje geeft. Deftig hè?!

Ik mag dus op bed, ik mag op de bank, ik mag op de stoelen klimmen. Doe ik niet, teveel moeite. Maar het mag.
Toen ik een beetje last van mijn maag had en steeds moest overgeven, mocht ik toch op bed.
Nadat mijn vrouw het bed twee keer op een avond verschoond had, legde ze handdoeken neer op bed. Ze zei dat dat praktischer was. Geen idee wat dat is, maar Ik vond het lekker aanvoelen en ging er op liggen slapen.
Toen moest ik weer overgeven. Het lukte me maar net om naast de handdoeken te spugen. Dus gelukkig bleven mijn handdoeken schoon! Want in je eigen bed overgeven is vies.

Veer

Ik heb ook mijn eigen rode kleedje, waarop ik altijd met de veer speel.
Ik heb er denk ik wel tien keer op overgegeven. Waarom ik dat op dat kleedje doe, weet ik eigenlijk niet precies. Maar het hoort nou eenmaal zo.
Mijn vrouw heeft het kleedje een keer weggehaald, omdat ze het een vies ding vind. Mijn man en ik waren het er niet mee eens, maar ja, ze haalde toch het kleedje weg.
Toen weigerde ik te spelen tot ik mijn kleedje weer terug had. Mijn man zei tegen mijn vrouw zie je nou wel? Daarom heeft mijn vrouw het een paar dagen volgehouden.
Maar toen kwam mijn kleedje gelukkig terug. En nu mag het altijd blijven.

Makkelijk

Ik mag dus alles van mijn mensen.
Maar eerlijk is eerlijk: mijn mensen mogen van mij ook alles.
Ze mogen op de bank, ze mogen in bed slapen, ze mogen op de stoelen zitten, ze mogen overal komen en ze mogen eten waar en wanneer en wat ze willen. Vind ik allemaal prima. Want zij wonen hier tenslotte ook.
Het huis is van ons drieën.
En ze kunnen gaan en staan waar ze willen, want zij hebben een eigen deur. Daar bemoei ik me niet mee.
De tuin delen we, alleen komen mijn mensen niet op het dak van het schuurtje en ik wel. Maar dat is een kwestie van smaak.
Dus ik ben best makkelijk wat dat betreft. Ik wil mijn mensen ook niet teveel verbieden.
Maar mijn kurk is van mij.

kater Bolle: over bang zijn en een thuis vinden

bang zijn

Bert schreef deze week iets over bang zijn, en Loesje ook. Bang zijn begrijp ik heel goed. Het is helemaal niet fijn. Maar soms kan je het ineens zijn.

Bang

Vroeger was ik de hele tijd bang.
Voordat ik in mijn huis van nu kwam wonen, heb ik al ergens gewoond. Ik wil niet zeggen waar dat was, want ik wil er liever niet meer aan denken. Ik was daar heel bang geworden voor mensen. Want mensen slaan en schoppen, vooral manmensen. Daarom wilde ik niet meer in een huis wonen, en bleef buiten in de tuinen wonen.
Tot ik mijn grote liefde Molly zag. Bij haar durfde ik wel in huis te wonen. En als zij de mensen die er bij hoorden lief vond zou ze wel gelijk hebben, dacht ik.
Ik vond het wel eng. Super eng. Gelukkig durfde Molly zomaar alles in huis, en hielp ze mij door er gewoon te zijn.

Molletje

Tot ze een hele mooie ster werd. Toen was ik ineens alleen. Met mensen, die nu ineens alleen van mij waren.

Ik was stiekem heel blij dat ik een huis had, maar ik durfde er niet op te vertrouwen dat ik mocht blijven. En dat mijn mensen me geen pijn zouden gaan doen.
Het eerste jaar zat ik alleen op mijn krabkarton, of op bed – als mijn vrouw me daar op tilde. Verder ging ik nergens kijken in huis, want ik was bang dat ik dan straf kreeg.
Ik was zó moe van alles wat ik had meegemaakt dat ik alleen maar sliep en at.

En ik zocht mijn Molletje. Maar ik kon haar niet meer vinden. Alleen haar geur was er nog, en de herinneringen aan haar. En dat mijn mensen moesten huilen. Dat begreep ik heel goed, want ze misten haar ook.

Au

Als mijn vrouw me aaide, ging ik spinnen. En daarna beet ik, of ik krabde. Dan had mijn vrouw een bloederige kras, of een rij tandjes in haar arm.
Mijn vrouw stopte dan met aaien en zei “Au!” En wilde me eventjes niet meer aaien. Dat snapte ik heus wel, dus na een tijdje hield ik op met bijten en krabben. Want ik wilde mijn vrouw geen pijn doen, maar ik wilde wél geaaid worden.
Eén keer trok mijn vrouw haar riem uit haar broek terwijl ze me aankeek. Toen ben ik op mijn buik naar buiten gekropen, zo bang was ik. Mijn vrouw moest een beetje huilen en probeerde me weer naar binnen te lokken. Ze zei dat ze er helemaal niks mee bedoelde. Maar ik durfde pas na een half uur terug te komen.

Verleden

Als mijn man zijn jas aandeed, of een colbert, raakte ik elke keer zo in paniek dat ik laag bij de grond naar buiten rende. Ik zag dan niet meer dat het mijn man was, maar ik was dan helemaal terug in het verleden. Ik zag alleen de vorm van een manmens. Die me pijn ging doen.
Dus deed mijn man zijn jas of colbert niet meer aan in huis, maar pas op de gang.
Ook het ritselen van die jas vond ik al eng, of het ritselen van een plastic zak, of het ritselen van papier, of als mijn mensen bewogen, of als ze hoestten. Gewoon alles, eigenlijk.
Zo is het een hele tijd gegaan, ik denk in mensentijd wel een jaar.
Het was voor ons alledrie geen makkelijke tijd.

Eieren

Ik weet echt wel dat mijn vrouw het er erg moeilijk mee had. Ze vond het erg dat ik zo bang was. Soms zei mijn vrouw dat ze de hele tijd op eieren moesten lopen. Maar die heb ik nooit zien liggen.
Een keer zei mijn vrouw dat ik misschien beter ergens anders kon gaan wonen, waar ik niet bang zou zijn. Toen werd mijn man boos, en zei waar dan? Dat ik ergens anders nóg banger zou zijn, en dat ik toch zelf hier wilde wonen, en binnen bleef komen.

Ja, dat is waar. Dat bleef ik ook doen. Ik was mijn mensen aan het uittesten, of ik op ze kon rekenen.

Thuis

bang zijnNa zo’n anderhalf jaar van uitproberen durfde ik er uiteindelijk op te vertrouwen dat ik veilig was en dat ze me geen pijn zouden doen. En dat ik mocht blijven.

Soms schrik ik nog wel eens hoor, maar niet meer zo vaak.

Tegenwoordig was ik mijn man, en ga ik op mijn rug liggen zodat mijn vrouw mijn buik kan kussen en dan was ik haar haar.
Ik lig languit op bed, of opgerold in één van mijn vier mandjes, of ik ga op de krant liggen die mijn vrouw aan het lezen is.
Ik kom hard aanrennen als ze me roepen in de tuin.
Ik speel het spel met de veer, en durf daar om te vragen.
Ik maak kikkersprongen op het bed.
Ik kruip naast mijn man als hij in zijn eentje in bed ligt.
Ik ben thuis.

kater Bolle: wat ze thuis zeggen als ik jaag

jaag

Nu ik aan de sportbrokken ben, en minder eten krijg, moet ik misschien toch weer eens gaan jagen. Dan kan ik eten wat ik wil, en zoveel als ik wil.

Thuis

Ik ben niet zo’n geen goede jager, helaas.
En bovendien, áls ik dan iets vang, wordt het thuis niet gewaardeerd. Dus ik laat het er maar een beetje bij.

Jonge rat

Maar ik heb tot nu toe elke zomer een jonge rat gevangen in de tuinen. Al drie jaar op rij. Elke dag vang ik er eentje.
Mijn vrouw werd elke keer zenuwachtig als ze het zag, en kwam naar buiten rennen. Dan ging ze heel druk doen. Waarschijnlijk omdat ze ook zo’n rat wilde.

Cadeau

Dus vorig jaar heb ik mijn mensen er eentje gebracht. Dan hoeven ze niet de hele tijd vegetatie te eten (gras, en wortels en groene dingen enzo). Jagen lukt ze blijkbaar niet. Zo’n jonge rat leek me een leuk instapmodel om mee te oefenen.
Maar wat denk je?
Ik kom met de rat in mijn mond binnen rennen, en toen begon mijn man al naar mijn vrouw te roepen.
Die lag in bed te lezen, dus ik legde de rat op het kleedje voor het bed. Hij was niet gewond,  ik had hem heel voorzichtig vastgehouden. Dan blijft hij zo lang mogelijk vers.
Mijn vrouw stond razendsnel naast het bed. Maar in plaats van de rat op te eten, ging ze eerst sokken aan te doen en daarna heel druk praten met mijn man. Die rat was natuurlijk al lang weg, die had zich verstopt.
Ik was zelf nogal van mijn aproopoo, want ik snapte alle drukte niet. Ja oké, het was één uur ’s nachts. Maar wat dan nog? Eten is eten.
Dus ik was beledigd dat mijn vrouw niet blij was met mijn cadeau. En mijn man ook niet.
Daarom ging ik in de woonkamer liggen mokken.

Emmer

In de slaapkamer zijn mijn mensen toen heel lang bezig geweest om de rat te vangen. Ja logisch, als je hem eerst laat ontsnappen…
Toen ze hem hadden, in een emmer, dacht ik dat we nu dan eindelijk zouden gaan eten.
Maar door wat er toen gebeurde, heb ik besloten dat ik nooit, maar dan ook NOOIT meer een prooi meeneem naar huis.
Mijn mensen gingen met de rat in een emmer de straat op, mijn vrouw in haar nachthemd (echt, ik schaamde me zo!) om de rat los te laten. Want, zei mijn vrouw: “Anders neemt Bolle hem alsnog te grazen”. Dat zei ze echt!

Laten zien

De rest van het nest heb ik ook gevangen, en ik rende ook steeds even naar huis om het te laten zien. Maar ik nam de ratten weer mee, en zorgde er voor dat ze me niet weer werden afgepakt. Dat gebeurt me niet nog een keer.

Plezier

Dus ik rende elke keer snel weer weg, en liet de rat dan achter in de tuin los.
Want ik weet eerlijk gezegd niet goed wat ik met een rat moet doen, maar elke rat kan ik een paar keer vangen en loslaten – tot ze te slim worden om zich te laten vangen. Zo heb ik er langer plezier van.
En thuis staan er toch brokken!

kater Bolle: over sport en spel en sportbrokken

sport spel

Van mezelf ben ik niet echt een heel drukke kat. Af en toe ren ik een keer een stukje door de tuin, of ik ren een klein stukje in huis. Ik mocht eigenlijk niet door het huis rennen van mijn Molletje, dus dat is dan natuurlijk de belangrijkste reden om het niet te doen.

Keukendeur

Nu Molletje  een hele mooie ster is, zou ik het natuurlijk stiekem wél kunnen doen. Heb ik ook weleens gedaan. En toen rende ik keihard tegen de keukendeur op.
En wat deed mijn vrouw? Die schoot in de lach.
Ik had er wel een plat hoofd aan over kunnen houden, dus ik vond het zelf helemaal niet leuk. Mijn man ook niet – die werd een beetje boos op mijn vrouw. Ik ook wel, eigenlijk.
Al met al vind ik door het huis rennen dus geen goed idee.

Veer

Ik speel wel met mijn vrouw een spel met een echte fazantenveer. Die beweegt zij dan onder een rond kleedje in de slaapkamer. Dat weet ik heus wel, dat mijn vrouw dat doet. Maar toch word ik altijd een tijger.
Ik probeer de veer te vangen, ik trap tegen het kleedje, ik ga op de veer zitten om hem tegen te houden, ik bijt de veer en soms blaas en grom ik zelfs tegen de veer.

Touwtje

En ik heb een spel met een stoffen hartje aan een touwtje. Dan bewegen mijn mensen dat touwtje door de lucht, en dan vang ik het hartje. Of mijn vrouw haalt het touwtje onder het dekbed door, en dan spring ik er bovenop.
En ik kan goed springen, al zeg ik het zelf. Ik kan wel een meter hoog springen, en anderhalve meter ver.
Mijn mensen zeggen dat ik wel een kikker lijk als ik zo spring. Maar dan eentje met haren en een staart.

Lampje

Ik doe alleen die twee spelletjes, want andere spelletjes vind ik eng. Ik vind dingen met geluid een beetje griezelig, en als mijn vrouw een balletje gooit schrik ik altijd.
Een laserlampje heb ik ook. Dat heb ik twee keer gevangen, toen was ik er klaar mee.

Bal

Ik heb ook een brokkenbal om mee te spelen. Maar ik heb altijd brokjes staan, dus waarom zou ik met zo’n bal gaan rollen?
Mijn vrouw vindt de bal heel leuk, ze rolt er mee over de vloer en doet dan heel enthousiast als er iets uitkomt. Dan wil ze dat ik kom kijken. Ik ben dus tot de conclusie gekomen dat die bal eigenlijk helemaal niet voor katten is, maar voor mensen.

Tuin

Verder loop ik door de tuin, en klim op het schuurtje via mijn eigen kattentrapje.
Heel soms spring ik ook nog wel eens over een schutting.

Sportbrokken

Wat ik maar wil zeggen is dat ik, ondanks dat ik het niet nodig vind, best aan sport en spel doe. Ik lig echt niet alleen maar te slapen of te zonnen. Waarom moet ik dan toch, net als Bert en Jip, aan de sportbrokken? Is het de bedoeling dat ik heel dun word, en wat moet ik dan met mijn naam doen? Ik heet tenslotte niet voor niks Bolle.
En ik denk dat ik vast extra veel van mijn oude brokjes ga eten, om te voorkomen dat ik straks honger ga lijden. Dan heb ik tenminste genoeg spekjes om de winter door te kunnen komen.
En dan ben ik voorbereid, als de sportbrokken komen.

kater Bolle: over mijn grote liefde Molly

grote liefde

Zelf heb ik mijn hele gebit nog, voor zover ik weet. Ik hoop ook dat ik al mijn tanden houd, want ik wil geen kunstgebit. Maar ik weet dat een kat ook zonder tanden en kiezen prima kat kan zijn. Mijn grote liefde Molly had namelijk in totaal nog maar 4 of 5 tandjes en kiesjes.

Eerste keer

En toch wist ik de eerste keer dat ik haar zag meteen dat ze voor mij de vrouw van mijn leven was.

Ik woonde toen buiten, en werd samen met een grote groep katten gevoerd. In een huis wonen durfde ik niet.
Tot ik Mol zag, en wist dat ik altijd bij haar wilde zijn.
Ik ging elke nacht haar huis in. (En at haar eten op, maar dat terzijde).
In het begin werd Mol razend als ze door had dat ik er was, en sloeg ze me volkomen in elkaar. Dan moesten Molletjes mensen, die nu ook mijn mensen zijn, mij komen helpen.
Nou, toen wist ik het natuurlijk helemáál zeker! Zo’n vrouw, die zo mooi en zo stoer is, die vind je nooit meer.

Tijger

Dus ik bleef volhouden en uiteindelijk legde Mol zich er bij neer dat ik binnen kwam.  Ik mocht niks van haar: niet op bed, niet op de vensterbank, niet op de bank. En ik mocht niet door het huis rennen, want daar hield ze niet van. Dus dat deed ik allemaal niet, want ik wilde dat ze me lief vond.
Ik liep haar overal achterna en ging altijd met haar mee. Waar Mol was, was ik.
Mol was tien jaar ouder dan ik, doof, kon niet meer zo goed zien, en was een beetje in de war. Maar toch respecteerden alle katten in de buurt haar. En terecht, want als ze boos was was ze een tijger.
Een tijger zonder tanden, maar rennen en krijsen dat ze kon!

Trots

Als ze een kat uit de tuin joeg ging ik altijd snel op een tuinstoel zitten, want ik vond het een beetje eng. Na afloop ging ik dan naast haar zitten, en gaf kopjes en kusjes. Wat was ik dan trots op haar!
Ook zonder kiesjes en tandjes at Mol gewoon alles wat ze voor die tijd ook at. Als we runderhart kregen, of vers vlees, duwde ze mij bij mijn bakje weg en at eerst dat leeg en dan pas haar eigen bakje. Dat liet ik altijd toe, want ze moest goed eten om sterk te blijven.

Stel

Bijna een half jaar waren mijn Molletje en ik een stel.  Ik was zo gelukkig met haar, en zij uiteindelijk ook met mij.

grote liefde
Mol en ik

Toen werd ze nog zieker, en ging ze voor altijd slapen. Zonder mij.
Ik heb haar een jaar lang gezocht en mis haar nog steeds.

Stoer

Mol liet zien dat je ook zonder gebit stoer kunt zijn.  Dat stoerheid in jezelf zit, en niet in hoe je eruit ziet. Als je denkt dat je stoer bent, en mooi, en lief, en je zo gedraagt dan ben je dat ook.
Maar met dat stoerzijn moet ik nog oefenen, zo zonder Mol.