Lieve allemaal, mijn tuin is weer helemaal netjes en schoon en toen kwamen er ineens allemaal kleine fogeltjes in de tuin. Ze deden de kevertjes (niet jou Kevermans) opeten die op de tegels liepen. Ze maakte mee de tegels schoon. Er liepen ook kleine spinnetjes en die deden de vogels ook opeten.
Wakker worden
Ik lag lekker te dutten op ooma’s bed in het zonnetje toen ik de deur beneden hoorde. Ik had geen zin om op te staan of echt wakker te worden want de zonnestraale waren lekker warm op mijn lijf. Dan moet ik ook altijd ekstra gaape. Dat wil zeggen dat ik dan helemaal ontspannen ben. Mijn kop lag weer lekker plat op het bed toen ik ineens ‘Brammie’ hoorde van beneden. Het is mijn vrouw die mij roept. Nou, dan ben ik zo wakker.
‘Kom eens kijken’ zei ze. Ja ja, ik kom er aan maar mijn lijf is niet zo heel snel. Die vind de zonnestraale gewoon lekker.
Als mijn lijf klaar is met de zonnestraale, loop ik snel de trap af naar beneden. Ik mauw ook een beetje want ik vind het spannend. Gaan we saame kriebelen? Heeft ze iets voor mij? Iets lekkers? Of mag ik naar buiten? Als ik beneden ben begroeten mijn vrouw en ik elkaar. Natuurlijk moet ze mij weer oppakken en kusjes op mijn kop planten. Soms vind ik dees fijn, maar soms ook niet. Nu vind ik het wel goed als het maar niet te lang duurt.
Terwijl ze me oppakt en kusjes geeft, zie ik iets op de tafel liggen. Dat wil ik meteen zien. Ik hoef nu geen kusjes meer, dat doet ze straks maar. Wat is dat daar op tafel? Ik wurm me los en ga op tafel kijken wat het is.
Het is geel
Het is een geel dingetje. Het is klein, geel en heeft oogen. Eerst ruik ik er aan. Het ruikt raar maar het is geen wiew. Wiew ken ik wel, dat is lekker. Dees geur ken ik niet. Dan zet ik mijn poot er tegen aan en tik ik een keertje. En nog een keertje. Het beweegt niet van zichzelf alleen als ik met mijn poot er tegen aan tik. Daarna ruik ik er nog een keertje aan om er zeker van te zijn dat er geen wiew in zit. Dan bedenk ik me dat ik er misschien in kan bijte en dat doe ik. Ik kijk het gele ding aan en open mijn bek. Dan pak ik hem ineens! Ik schud het van links naar rechts en nog een keertje. Het foelt heel zacht in mijn bek net als een fogel of een muis. Van binnen foel ik dat ik nog meer moet schudden, het is een oer gefoel. Het gele ding schud ik nog een keertje van links naar rechts en anders om.
Fogel prooi
Oh, nou snap ik dees. Het is een nieuwe prooi voor mij. Het is een kleine fogel prooi voor mij. Omdat ik geen echt fogels fang. Eerlijk is eerijk, dat durf ik niet. Ze zijn te snel en die snavels kunnen kei hard pikken. Ik ben dan wel een katermans maar ik hoef geen echte prooien te fangen. Al mijn prooien zijn zacht en nep.
Omdat ik een bloeme jonge ben wil dat niet zeggen dat ik geen oerjongen kan zijn. Dat zit gewoon in mij. Zo ben ik geboren. Maar ik kies voor nepprooien omdat ik kei veel van dieren hou. Ook als ik oer ben.
Ik laat hem los uit mijn bek en pak hem nog een keertje. Dan komt er ineens een keiharde oermauw. Het komt helemaal vanuit mijn binnenste. Het maakt me blij! Ik heb een prooi gefange, een nieuwe gele prooi. Het is een kleine prooi die perfekt in mij bek past en die ik mee kan slepen. Mijn vrouw ziet dat ik kei blij ben. Ze komt naar me toe en knuffelt me: “Dit is omdat je vorige week zo goed hebt geholpen in de tuin.“
Kadootje
Nou daar ben ik kei blij mee. Een super kadootje omdat ik vorige week keiveel gras had gegeten om mee te helpen in de tuin. Het onkruid en gras moest eruit dus deed ik mee. Daarna moest ik wel even spuuge want ik had teveel gras gegeten. Maar dit kadootje maakt het helemaal goed. Ik pak hem nog een keertje in mijn bek, schud nog een keer van links naar rechts en andersom.
Ik spring van de tafel af en ren naar boven mauwend om iedereen te laten horen dat ik een prooi heb gefangen!