Categorie archieven: uit mijn leven

Japie over waarom ik beter geen Japie heet

JapieIk kan niet anders miauwen dan dat het een gemene streek is van Kraaloog om mij op te sluiten in zijn egelhuis. Hij doet alsof er niets aan de stekel is, terwijl ik word beticht van het kraken van zijn woning.

Zonder pardon grijpt het mens – waarvan ik dacht dat ze best aardig was, maar nu niet meer – me in mijn nekvel en stopt me in een gevangenis. Daarin brengt ze me gelijk door naar een rechercheur in een witte jas, die me de vacht van mijn lijf vraagt. Hoe ik heet? Wat mijn leeftijd is? Waar ik vandaan kom? Wie mijn vader en moeder zijn? Of ik een kater ben, of een poes? Ik hou mijn kaken stijf op elkaar, behalve om te blazen en te sissen. Wanneer er iemand dichterbij durft te komen, haal ik vlijmscherp uit. Dat had ik beter niet kunnen doen. Drie paar handen nemen me in de houtgreep. Daarna gaat de rechercheur met een apparaat over en door mijn pluizige jas vol klitten. ‘Om een chip op te snorren’, legt hij uit. Daar zou alles over mij in staan.

JapieBelediging

Katzijdank is mijn herkomst digitaal niet te herleiden. Ik wil niet terug naar waar ik eerder vandaan kom. Buiten in die tuin met brokken is het beter. Zo makkelijk kom ik er echter niet van af. Omdat een poezelig paspoort ontbreekt, gaat het onderzoek verder. Daarmee gaat witjas alle vormen van privacy voorbij. Hij kijkt in mijn oren, mijn ogen en in mijn bek, voelt aan mijn buik en tilt mijn modderige staart op om mijn zakie uit te pluizen. ‘Het is een ongecastreerde kater van een maand of vier’, zegt de rechercheur, en stopt me terug in de gevangenis. Net als ik denk het ergste achter de rug te hebben, gaat hij zijn boekje echt te buiten: ‘Ik heb nog nooit zo’n lelijke Maine Coon gezien.’ Ik krimp in elkaar van deze tot op mijn koude botten vernederende opmerking en duik zo ver mogelijk in een hoekje van mijn gevang.

Mijn

Waar het al die tijd stil was in de verhoorkamer hoor ik opeens het mens dat me heeft gevangen met afgemeten stem zeggen: ‘Wil je nooit meer zoiets lelijks zeggen over mijn kat!’ Versta ik het nou goed? Zegt ze mijn kat? En ze neemt het ook nog voor mij op? Dat is het moment waarop ik besluit dat ik haar furever als mijn mens wil houden. ‘Hij mag dan misschien een kruising *) zijn, hij is wel de allermooiste pluizebol die ik ooit heb gezien,’ tiert ze, ‘en hij heet Japie!’ Daarna stormt ze samen met mij de kamer uit.

Raam

Het voelt als een droom als ik later mijn intrek mag nemen in een centraal verwarmde kamer met zijdezachte mandjes waar mijn poten diep in weg zakken. Om me heen staan bakjes vol brokjes. ‘Ik ga nog meer lekkers voor je halen, Japie. Kijk maar uit het raam, dan zie je me vanzelf terugkomen.’ En weg is mijn nieuwe mens. Met mijn buik vol doe ik wat ze heeft gezegd en klauter naar boven op een metershoge krabpaal, die voor het raam staat. Wauw, vanaf hier is het uitzicht adembenemend. Is het echt maar een paar uur geleden dat ik een zwerfkat was? Ik durf het bijna niet te geloven.
Haar zangerige stem hoor ik al van verre. ‘Japie,’ roept ze, Jaaaapie!’ Onder aan het raam blijft ze staan, kijkt naar boven en herhaalt mijn naam nog een paar keer. Van binnen voel ik me helemaal warm worden. Opeens ben ik een kat met een thuis en een eigen naam, die purfect bij me past.

JapieNaamgenoten

Hé, wat is dat nou? Waarom komt er een meneer naar buiten? ‘Dag buurman’, hoor ik mijn mens zeggen. ‘Nee hoor, ik riep u helemaal niet. Ik had het tegen mijn jongste kat. Kijk daar zit hij.’ En ze wijst vol trots naar me achter het glas. ‘O, u heet ook Jaap? En de buurman aan de andere kant ook? Dat wist ik niet.’ Ik zie haar bedenkelijk kijken. ‘Vindt u het heel erg als mijn Japie Japie blijft heten? Ik vind het een prachtige naam en hij luistert er al helemaal naar.’ Ik hou mijn adem in tot buurman eindelijk wat terug zegt. Hij grijnst van oor tot oor en zegt dat hij zich juist heel vereerd voelt dat hij vernoemd is. Pffff, wat een opluchting.

Een half jaar later.  ‘Japie, Jaaaaaapieee’, roept mijn mens in de achtertuin. Links en rechts gaan keukendeuren open en klinkt het vrolijk in koor. ‘Roept u mij, buurvrouw?’
Koppie van Japie

*) een kruising, ook wel halfbakken genoemd, omdat maar een van mijn ouders een Maine Coon is. De ander is een Europese Korthaar.

Waarom ik een pil minder neem

pil minderBertje toch, zei mijn vrouw, ik weet niet of dat goed is. Ze belde de dokter en wat gebeurde er: de dokter zei dat ik misschien gelijk had. Dat ze op mij moest fertrouwen. Wat was er aan de hand?

Pillen

Ik heb dus nou een poos artroosie. Daarfoor heb ik een pil en ook mobiele brokjes en nou kan ik weer spelen en de trap weer lopen dus dat is goed.
Alleen toen kreeg ik ook weer een aanval van het groonies alfleesklier. Dat komt en het gaat wegens dat het groonies is. Het is een moeilijk gefoel. Ook met buikpijn. Dus toen kreeg ik een tweede pil erbij en dat was superspul, binnen een uur foelde ik me beter. Dan eet je lekkerder. Je slaapt beter.

Weer mezelf

Dat groonies gaat heel langzaam weg. Die pil helpt. Aaien helpt. Rustig-aan doen helpt. Slaape.  Steun van Boofe helpt. En dan duurt het gewoon zolang het duurt.
Mijn vrouw zei deze keer was het ongeveer twee maanden en dat ik nog bezig ben langzaam ferder weer mezelf te worden.

Vertrouwen

Op een dag van forige week kreeg ik weer de medisijnsnek met de tweede pil. Uit mezelf kwam een diep weten van eet een beetje.
Dus ik at de helft van de snek op.
Mijn vrouw zag er meteen raar uit in haar gezicht. Ik kreeg een andere smaak, ik hoefde het het, weer een andere smaak, hoefde ik ook niet.
De dag erna wist ik van eet een klein beetje.
Dus ik at de helft van de helft van de snek op.
Mijn vrouw moest nadenken.
Ze belde de dokter.

De dokter zei dat ik dat eerder had gedaan dat ik uit mezelf met een pil stopte en dat mijn vrouw op mij moest vertrouwen en moest afwachten wat er gebeurde.
Dus die ene pil kwam niet meer.
Wat gebeurde er?

Niks.
Ik foelde me gewoon. De buikpijn bleef weg. Ik had de pil dus niet meer nodig en ik wist dat, heel diep van binnen.
Misschien is het instink van mijn oer, dat kan best.

Opmerking mevrouw Bert
Het gaat hier om een halfje Cerenia dat Bert kreeg. Ik had net een stapel dozen als voorraad gekocht toen Bert zijn besluit nam. Dus als hij een terugval had gekregen, was er genoeg.

Waarom kijken is ook spelen is, echt waar

spelenHet kan komen door mijn pillen of door mijn brokjes van de dokter, maar de laatste tijd speel ik elke dag. Ik wil elke ochtend spelen en ook elke afond en ik speel op mijn manier dat is ook met kijken.

Aksie

Soms zegt mijn vrouw: “Steek eens een pootje uit, Bert.” Want we spelen saame en ik heb ontdekt dat zij op de ene manier speelt en ik op de andere manier en dan gaat het vaak saame en soms is het anders. Zij denkt, spelen is aksie. Dat ik achter de muis ren of met mijn poot tegen de muis sla of met mijn tanden bijt of wat dan ook.
Ik weet, kijken is ook speele. Dat ga ik nou uitleggen.

Muis

Wat ik nou het leukste find speele is muis aan de hengel.
We gaan dan naar waar ik altijd met mijn krant scheur, daar kan ik het beste spelen.
Ik ga zitten.
Zij ook.
Dan begint de muis te loope. Ik weet best dat het door de hengel komt en dat mijn vrouw die beweegt maar ik kijk alleen naar de muis daar gaat het om.

Die loopt ofer de krant.
Soms zit de muis onder de krant dan bibbert hij en dan foel ik spanning mijn staart is dan ook anders en ik zit en ik kijk en ferder weet ik niks meer.
Wat nou, wat nou.
De muis springt op de rand van mijn doos en dan istie weg en daar istie weer. Ik zit en kijk en dat duurt een hele tijd wegens dat de spanning in mij aan het groeien is en dat is een aapart gefoel het is van binnen en je kunt het ook aan me zien zegt mijn vrouw maar daar gaat het niet om.

Kijken

Dat gefoel van spanning groeit en groeit en dan opeens BAM zet ik mijn poot op de muis. Of ik doe HAP en dan heb ik de muis. Ik rol met de muis. Ik zet mijn andere poot er ook BAM op. Dan heb ik gewonnen.

Maar de muis ontsnapt en soms moet ik dan weer kijken en dan heb ik steeds meer spanning van binnen foordat ik wat kan doen.
Dus ik wil zeggen spanning hoort bij het speele, het is ook speele, het is ook superfijn en een pootje meteen uitsteken dat kan gewoon niet, ik hoop dat iedereen dat nou snapt. Kijken is ook speele.

Toby en zijn gefoel over katten

kattenWoef! Hallo allemaal, dit is mijn tweede keer hier op de blog. De eerste keer was heel goed gegaan. Daar vertelde ik dat een hond ben en dat mijn broer Kater Bram is. Toen kwamen de vragen. Oe bal, bal, bahhal. Ik wil snacken. Zie je mij? Zie je de bal?, ik wil snacken. Doe er maar veel koekjes in want die heb ik nodig.

Waar was ik? Oja, de vragen. Ik ben een hond, hoe zit dat met katten? Hoe denk ik erover en wat is mijn gevoel erbij. Dat zijn natuurlijk serieuze vragen want er zijn mega veel honden die achter katten aanrennen, plagen, soms zelfs pakken en bijten. Maar bij mij is dat niet zo. Ik zal de vragen beantwoorden, gaan we daarna dan naar buiten? Jaaa??? Er zijn nieuwe geurtjes en daar wil ik heen. Oh en ik moet ook nog even langs het parkje naar mevrouw schaap voor koekjes. De vragen.

Pup

Hoe ben ik met katten?
Ik klets graag tegen ze en ik wil ze altijd graag begroeten. Dan ren ik naar ze toe en dan blaf ik. Maar misschien kan ik beter bij het begin beginnen waarbij ik een kat leerde kennen. Ik kattenwas een pup, een paar maanden oud toen ik bij Bram kwam wonen. Ik had nog nooit katten gezien. Waar ik woonde waren alleen maar honden. Toen ik voor het eerst bij Bram kwam vond ik hem er raar uit zien. Ik weet nog dat hij in de kamer stond en ik op de grond werd neergezet. Hij keek mij aan met één oog en begon te blazen. Nou ik heb dat nog nooit meegemaakt dus ik dacht dat hij mij begroette. Ik deed heel voorzichtig en ik liep naar hem toe om hallo te zeggen toen hij ineens een poot tevoorschijn haalde. Deze kwam mijn kant op en ik schrok best.
De eerste week was best lastig hoor want Bram liep telkens weg of die poot kwam weer. Volgens mij wilde hij geen vriendjes zijn. Elke dag deed ik voorzichtig met mijn ochtend groetje naar hem, net zolang totdat hij geen poot meer gebruikte. Na een lange tijd werd Bram makkelijker en kon ik hem beter begroeten. Het was nog steeds lastig maar beter dan eerst.

Broer en zus

En ineens komt mijn vrouw met Bram’s vrouw binnen lopen met een heel klein baby poesje. Nou, ik was kei blij, ik wilde meteen snoffen en kijken wie het is. Ik was wel een beetje voorzichtig hoor wegens dat katten anders kunnen zijn. Het is een meisje en ze heet Mila. Mila was helemaal niet bang van mij en ze kwam met haar snoet naar mijn neus om mij te snoffen. Dat kende ik helemaal niet. Mijn staart begon meteen te kwispelen en te draaien omdat ik heel blij ben. Spontaan gaf ik haar een lik op haar snoet. En ze deed helemaal niks! Geen blaas geluid, geen poot, alleen een raar soort grom geluid vanuit haar binnen. Nu weet ik dat het spinnen heet maar toen wist ik dat nog niet. En ze deed ook iets raars met haar pootjes. Die trappelde namelijk in de lucht. Alsof ze een bedje opmaakte zoals ik dat wel eens doe.
Nou, toen ging er een hele boel likken over haar snoet en toen wilde ik haar helemaal wassen en mooi maken en begroeten. Maar vooral ook kletsen tegen haar. Zij is mijn allereerste poezenvriendin en zusje want nu zijn we broer en zus. Dit is mijn ervaring met katten die nu mijn broer en zus zijn.

Katten buiten

kattenDan heb ik ook buiten katten. Daar is het best moeilijk omdat ik zelf heel veel te kletsen heb en altijd vrolijk ben. Dus zodra ik buiten ben ga ik blaffen en zeg ik goedendag. Mijn vrouw heeft een halsband met een lijn voor me zodat ik niet meteen achter andere katten aanren. Eerst wilde ik dat nog wel eens doen omdat ik meteen hallo wilde zeggen. De buurtpoes van tegenover was niet zo gediend van mijn snelle actie. Zij werd meteen boos en ze maakte zich groot. Ze gromde naar me en ze deed ook blazen. Dat was dus geen slimme zet van mezelf!
Maar ik kan het niet laten. Ik wil altijd vrolijk zijn en iedereen overal begroeten. Soms vind ik dat tussen honden en katten lastig te begrijpen. Want wij honden weten van elkaar dat we willen snoffen om zo elkaar te kunnen begroeten. Maar katten willen dat niet. Nou, niet allemaal. Sommige wel. Mila vind het heel fijn als ik haar een lik geef en goedendag zeg. Er zijn ook buurtkatten die helemaal niks doen, die niet eens naar me kijken. Misschien zijn ze in dromenland. Ik moet nodig naar mevrouw schaap met de koekjes want het is mijn tijd.

In de volgende blog vertel ik verder over de vragen en hoe het gaat. Voor nu koekjes en een fijne week!

Japie vertelt: Zo kom ik aan mijn naam

mijn naamDe laatste keer vertelde ik dat Kraaloog nog lang en gelukkig leefde met al zijn stekelige vriendjes. Ook voor mij begon een nieuw begin. Ik verklapte al dat het zwerfkatje – ik dus! – de naam Japie kreeg. Waarom is dat? Dat ga ik je nu miauwen.

Bakken eten

Het is in de tuin waar Kraaloog me dropt. ‘Dit is de plek waar je moet blijven, Kleine,’ snuffelt hij. ‘Ieder donker zet een mens hier knabbels neer, zodat je altijd kunt eten.’ Ik vind het doodeng, maar vertrouw op Kraaloog. Onder een dichte struik vind ik een purfecte verstopplek. Daar wacht ik op een teken van mijn stekelige vriend. Warempel, er gaat een deur open. Een gevaarte dat waarschijnlijk een mens moet zijn, zet een bak neer waar een mijn naamverrukkelijke geur van af komt. Heel wat anders dan die slijmerige slakken. Het water loopt me in de bek. Zoals afgesproken eten eerst de stekels. Dan mag ik. Zo snel als mijn korte pootjes kunnen, ren ik naar de schaal en schrok de restjes naar binnen. Het paar donkers later zijn de restjes groter. En het donker daarna weer. Dat is fijn, want het duurt best lang voor de bak gevuld wordt. Het grootste deel van de tijd onder de struik rammelt mijn buik. Het lijkt erop alsof mijn gebeden worden verhoord. Vanuit het niets staan er opeens twee bakken. Zou die andere voor mij zijn? Aarzelend zet ik een paar stappen in de richting van het lekkers en val dan aan op de volle schotel.

Betrapt

Het volgende licht zie ik vanuit mijn schuilplek soortgenoten tussen het groen struinen. De moed zakt me in de poten. Ze zijn ook nog eens veel groter dan ik. Met deze kapers op de kust kan ik beter een andere tuin zoeken. Als een van de katten – een enorme zwarte met mijn naameen witte streep over zijn neus – op me af komt, maak ik me zo klein mogelijk en duik dieper weg onder de struik. Tevergeefs. Pal voor mijn schuilplek gaat hij op zijn gemak zitten wassen. Opeens hoor ik hem fluisteren: ‘Psssst, heb je gisteravond het eten gevonden?’ Verbaasd kijk ik op. ‘Komt dat door jou?’, fluister ik terug. ‘Ja. Ik heb al dagen door dat jij er bent. Jij kunt wel wat hulp gebruiken. Dat heb ik van mijn Oom Sjaak geleerd. Dat je lief moet zijn voor zwervers. Zorg ervoor dat mijn mens je vanavond kan zien. Dan komt alles goed. Eremiauw!’ En weg is hij weer.

Wonder

Schoorpotend ga ik die avond op de afgesproken plek zitten. Het mens zet schalen met mijn naambrokken neer en een bakje met sappig vlees. Mij negeert ze volkomen. Als ze zich omdraait, sprint ik er op af. Terwijl ik het eten naar binnen schrok, hoor ik zeggen: ‘Goed zo, Dappere Dodo. Kom je morgenochtend weer?‘ Als door een wonder ontdek ik bij het ochtendgloren een bak vol eten. Kraaloog ligt te snurken in zijn egelhuis. Zou het dan echt waar zijn wat die zwarte miauwde? Later komt hij nonchalant aangeslenterd, gaat voor mijn struik zitten en vraagt of ik zin heb om te spelen. Voor ik het weet, is het mens vergeten en rennen we samen door de tuin. De dagen erna maak ik kennis met de andere snorhaarders. Stuk voor stuk gezellige types die me uitdagen om mee te doen met boomklimmen. Dat laat ik me geen twee keer miauwen. In mum van tijd zit ik boven in de top. Ik merk dat het mens nu niet alleen meer Dappere Dodo tegen me zegt, maar ook Snotapie en Klauterapie. Het begin van mijn echte naam.

(J)Apie

mijn naamDie nacht stortregent het en mag ik schuilen in het huis van Kraaloog. Hoe dat afliep konden jullie eerder lezen. Het mens ontdekt mij, grijpt me bij mijn ielige nekvel en voert me af in een gevangenis. Later in een kamertje waar het warm en droog is en van alle gemakken voorzien, kijk ik haar furieus met vuurspuwende ogen aan. Voor ik vlijmscherp kan uithalen, zegt ze poeslief tegen me: ‘Ik wil gelijk een afspraak met je maken! Als ik lief ben voor jou ben jij lief voor mij.’ Terwijl ik daar over nadenk, gaat ze verder. ‘Zullen we ons eerst even netjes aan elkaar voorstellen? Ik ben Mo. Ik dacht er aan om jou Japie te noemen.’ Dat had ze beter niet kunnen doen.

Koppie van Japie

Pssst Calimero lieve Filos en Bibi, jammer dat de Griekse lessen zijn gestopt. Ik vond jullie tip van né en nee kattastisch. Ik doe er mijn voordeel mee, want mijn mens snapt er helemaal niks van. Omscholen is altijd goed. Vanaf nu ga ik de blaflessen volgen van Toby. Het kan altijd van pas komen om honds te verstaan. Zeker als je zoals ik veel buiten banjert.