Als het zo heel erg warm is, lig ik voor de ventilator. Ik beweeg mijn rechtervoorpoot een beetje. Of mijn linkervoorpoot. Soms ga ik op mijn andere zij liggen. En verder lig ik te liggen. Tot ik opeens denk: ik wil in de vensterbank.
Dat is moeilijk, hoor. Want als kat hoor je in de zon als die schijnt. Dat is geluk. Lekker hangen in de warmte. Ik heb een heeeele lange vensterbank en daar lig ik graag in.
Nou moet ik even uitleggen hoe ik dan woon. Ik heb twee vensterbanken over de lengte van de kamer en tussen die twee heeft mijn vrouw een plank laten maken. Dus ik hoef niet te springen ik kan gewoon doorlopen. Of halverwege blijven staan en denken ga ik naar rechts of ga ik naar links.
Lekker hoor, een goede vensterbank.
Maar als het zomer is en ik heb het keiheet dat ik wel wil maar toch warm ben, dan is de vensterbank best ver weg.
Alleen wil ik toch ook niet de hele tijd liggen te liggen. Daar ben ik toch te jong voor. Of tenminste zo voel ik me van binnen.
Dus na een tijdje ventilatoren wil ik in in de vensterbank. Ook om te zien wat er in de straat gebeurt. Ik ben best nieuwsgierig van mezelf. Dus ik spring. En ik ga lekker zitten. Dan voel ik het al. Dat hete. Soms ga ik weer liggen. En soms probeer ik het toch. Zit ik daar mezelf te verschroeien. Bleeeh. Dan maar weer terug naar de ventilator.
Maar na een tijdje…
Nou, dat is dan mijn worsteling met de hittegolf. Ook vind ik eten en drinken moeilijk. Eigenlijk weet ik gewoon niet zo goed wat ik met mezelf aanmoet. Gelukkig is de ventilator er. Hitte is gewoon moeilijk, vin ik.