Mammie sei dat we naar het Anne Frank huis en de Hollandsche Schouwburg sauwe gaan. We ginge eers naar de Hollandsche Schouwburg.
Hollanse Schouwburg
Daar mogge we gratis in assie maar denk aan jou affestand. Toene we binne kwaam zaag we een hele gjote muur fol met familiename van fermoorfe mense in de tweede weereldoorlog. Duisende naame…
– Oooh mamsie… sjijn dees mense er niet meer?
– Lieve Doorie jij moet nu goed luistere naar jou MamaLoesje want jij zie nu zofeel ferdriet.
– Oooh snik snik.
Mamsie begon te fertelle ofer de geschiedenis.
– Oooh ik vin het moeiluk Doorie. Jij ben nou in jou Hollanse Schouwburg en ze heb hier veel Joode fast gehouwe foor dattie na ze konsentraziekamp ging. En er waare ook beebies bij Doorie. Soms heb dappere mense beebies naar buite gesmokkel en toen wer één beebie burgemeeser van Amserdam. Van me eigen ken ik hem nie Doorie maar hij heet Ed van Tijn. Mij hart heb er wel ferdriet van…
We legte madewiefjes neer en we ginge weer naar buite. Toen sei mamsie datte we naar het Anne Fankhuis sauwe gaan.
Anne Frank
– Mammie… naar wie? Wie was sei?
– Wij ga nu naar mevrouw Anne Fank in ze eigen huis. Assie mij eefe laat bijkoome van mij emozie van mij burgemeeser dan fertel mij eigen het zo. Oooh mij buik heb nu zofeel honger.
Ikke ging oppe kaart kijke waar ik heen moes rijen. Mammie had ik weer in auto gepjopt. Se pakte een zakje met garnaaale en begon te eet. De hele auwtoo sat onder de garnaaalekjuimels.
We ginge richting pjinsegjacht. Op naar het huis.
We parkeerte in de buurt fanne annehuis. Bij het homomonument. Daar stont een boot voor ons klaar. Maar we gingen eers dus naar het Anne Frank huis.
Ooooh wat een rij mense seg. Het was maar goet datte mamsie geregelt had datte wei so naar binne mogge lope. Anners hat we daar uuuuure staan wagge. Enne niemand die denk aan ze affestand.
We ginge naar binne.
– Mamsie… wat ruik het hier raar?
– Ooooh mij neus Doorie. Mij neus ruik kruide van meneer Otto Fank. Jij mag het nie ferder fertelle maar mij neus ruik liefer mij visboer.
Mamsie begon te vertellen oofer Anne Frank.
– Anne Fank was ze heele bekende Joodse meisje, Door. Zij heb ze eigen dagboek geschreeve. Toen zattie ondergedooke in ze achterhuis in Amserdam met ze zusje Margoo en ze pappa Otto Fank. Hij heb het als enige oferleef Doorie. Margoo en Anne Fank heb vlektiefus gekreege in ze konsentraziekamp. Toen had jij nog geen fierus van mevrouw Cooronaa. Maar assie vlektiefus krijg dan kan jij niemeer ferder leeve. Gelukkig is ze dagboek dattie geschreeve heb Doorie zofeel beroemd geworre. Zij heb zo ze eigen ferhaal kunne fertelle aan heel jou weereld. En het is belangrijk. Iedereen moet van ze eigen weete van Anne Fank en wattie allemaal heb meegemaak. Zij heb het selluf helaas nie oferleef dus wij heb alleen haar dagboek.
– Oooh mamsie… ikke weet niet watte ik moet sjegge. Sniksnik.
– Jij hoef niks te zegge jonge. Kom maar bij jou mamsie…
Ikke kjoop bij mamsie oppe schoot en liet mijn traantjes lopen. Nadat ik uitgesnikt was sei mamsie dat we verder gingen.
Homomonument
We liepe naar het Homomonument. Ook daar wist mamsie wat over te vertellen.
– Doorie nou moetie jou groote oor spitte en jou oog goed gebruike. Assie goed kijk zie jij één groote rose driehoek en het is van graaniet. Het sta simbool foor alle hoomoomanne en hoomoovrouwe die in ze tweede weereldoorlog omgekoome zijn. Zij wer fermoord om dattie hoomoo zijn. Jij snap er toch niks van dattie soiets doe. Wie fersin soiets??
Toen zei mamsie iets waardoor ik opkeek. Ze noemde Jiekie en mijn naam en sei iets:
-Doorie, MammaLoesje ga jou nou iets zegge waar jij goed na moet luistere. Jij ga trots zijn op jou eigen en op jou Jiekie. Assie twee katers ben en jij ben ferlief op elkaar dan bennie hoomoo. Maar jij ben mij jonge, mij beebie, mij Doorie. MammaLoesje is trots van ze hart en foel liefde foor mij jonges. Jij ben goed zo assie ben Doorie, het maak niks uit van wattie ben. Jij ben jou eigen en jij heb jou eigen moonuument.
– Oooh mamsie… ikke ben er tjots op!!
We gingen naar de boot toelopen die klaar stond voor ons. We sauwe langs de westertoren varen richting dam. Mamma wou daar naamelijk ook heen.
Flak voor we opstapte froeg ik wat aan mamsie.
– Mammie… mag ik een ijsje?
Wordt morgen vervolgd…
klik hier voor het vorige deel: de tweede aflevering van het zomerblog