Tag archieven: kater Bolle

Kater Bolle over: als je kattenvrouwtjes kent

kattenvrouiwtjes

Ik hoor mensen soms praten over poezenvrouwtjes. Daarmee bedoelen ze mensenvrouwen, en dus geen damespoezen.

Kompliement

Kattenvrouwtjes, of poezenvrouwtjes, zijn meestal wat oudere mensendames die veel katten hebben. En vaak vinden andere mensen ze daarom een beetje raar, in hun hoofd.
Dus als je iemand een poezenvrouwtje noemt is dat niet echt een kompliement.
Mijn vrouw wordt daar altijd boos van. Ze is zelf ook een poezenvrouw en ze vindt dat daar niks mis mee is. Of ze raar is in haar hoofd, weet ik eigenlijk niet. Ik vind mensen altijd wel een beetje raar. Maar mijn vrouw lijkt mij niet persee raarder dan anderen. Ik vind haar gewoon mijn vrouw.
Ik denk wel dat ze al best een klein beetje oud is. Maar ook weer niet superoud.

Buurvrouw

Een paar jaar geleden hadden mijn mensen een buurvrouw, die echt een poezenvrouw was. Zij was wel oud, en ze woonde alleen. Vroeger had ze altijd katten gehad, of een hond. En ook weleens vogeltjes. Zij en haar zus, die naast haar woonde, hadden samen wel 12 katten, en een hondje. En vogels. Allemaal zwervertjes.
De buurvrouw vond alle dieren helemaal geweldig, maar vooral honden en katten.
Popje, Beer en mijn Molletje gingen elke dag een paar keer bij haar langs, via de achtertuinen. Ze klommen op de vensterbank, en mauwden dat ze er waren. Altijd kregen ze brokjes, en wat vlees. En een gesprekje, en een aai.
Niet alleen Pop, Beer en Mol kwamen langs, maar alle katten uit de buurt. Als de achterdeur openging zag je van alle kanten katten aan komen rennen. Omdat ze wisten dat ze wat lekkers konden halen.
Maar Pop en Beer en mijn Molletje waren de spesjaale lieverds van de buurvrouw.

Knappe jongen

Popje kwam ook vaak binnen, via de deur aan de voorkant. Mijn vrouw klopte aan, deed de deur open en zei: “Er is hier een hele knappe jongen voor u”.
En dan dribbelde Pop naar binnen. Hij mocht alles: door het huis rennen, in bed kruipen, aan de stoelen krabben, op tafel lopen, de buurvrouw vond het allemaal prima. Pop en de buurvrouw vonden het bezoek allebei supergezellig.
Mijn Molletje en Beer durfden dat niet, zij bleven op de drempel staan. Daar kregen ze ook een aai, en wat lekkers natuurlijk.

Beer en Pop en Mol

Toen Beer een ster was geworden, heeft de buurvrouw een week niet kunnen eten. Van verdriet. Totdat mijn vrouw tegen haar zei dat Beer dat zeker weten niet zo gewild zou hebben.
Mijn mensen hebben tot op het laatst voor de buurvrouw gezorgd, samen met nog twee mensen uit de straat. De laatste twee jaar was ze in een soort huis voor oude en zieke mensen. De enige footoos aan de muur waren van Pop, Beer en mijn Mol, en een hondje, Froukje, waar de buuf vaak op paste.
Mijn mensen hebben haar nooit verteld dat Pop en Mol ook een ster waren geworden, want ze wilden de buuf geen verdriet doen. Maar presies twee weken nadat Mol een ster werd, kwamen Beer en Pop en Mol de buurvrouw halen.
Nu zijn ze weer met zijn viertjes, en weten mijn mensen zeker dat iedereen genoeg te eten heeft, als ster.

Andere mensen

Ik ben vroeger ook wel eens langs geweest, bij de buurvrouw.  Nu mag ik de tuin niet meer in. Er wonen andere mensen, en die willen geen katten in de tuin. Mij maakt dat niet uit, ik vind mijn eigen tuin toch het mooist.
Pop en Beer hebben het niet meer meegemaakt, maar mijn Molletje bleef elke dag proberen of ze toch door het gaas heen kon. Ze was haar hele leven gewend om bij de buurvrouw een hapje te eten, en op de vensterbank in het zonnetje te zitten, en ze kon niet geloven dat dat afgelopen was.

Kattenman

BolleMijn mensen vonden de buurvrouw heel erg lief en heel erg stoer. Ze hebben haar 24 jaar gekend, en ze missen haar nog elke dag. Maar weet je wat nou zo grappig is?
De buurvrouw was eerst getrouwd, met een man. En die man hield net zo veel van dieren als zij. De buurman was timmerman, en hij werkte altijd in het schuurtje achterin de tuin. Elke dag kwam Pop daar, en zat bij hem op de werkbank. Dan legde de buurman alles uit wat hij deed. Dus Pop was eigenlijk ook timmerman!
De buurman had een trapje gemaakt, spesjaal voor katten. En het kattenhuisje, dat nu nog steeds in mijn tuin staat. De buurman was een kattenman, maar dat woord bestaat niet. Waarom eigenlijk niet, dat vraag ik me af.
Maar weet je wat nóg grappiger is?
Mijn man is ook een kattenmannetje! Hij is dol op alle beesten die er zijn (nou ja, bijna alle beesten dan) maar het meest op katten. En op mij dus. En natuurlijk op Popje, Beer en mijn Molletje. Alle katten zitten altijd meteen bij hem op schoot, of komen op hem af lopen.
Mijn vrouw mag van hem nog geeneens een mug doodslaan. En hij zou het liefst wel een miljoen katten willen hebben. Maar ja, dat wil ik liever niet. En ik ga voor, dat snap je.

Belangrijkste

Ik schrijf dit stukje om te laten zien dat kattenvrouwen geweldig zijn, en kattenmannen ook. En dat andere mensen er niet lelijk over moeten doen, of gemeen. Als je een kattenmannetje of kattenvrouwtje hebt, dan bof je maar.
En als je een kattenmannetje of kattenvrouwtje bent, dan weet je presies wat het belangrijkste is in het leven.
Katten dus.

Kater Bolle over: als je samen slaapt

samen

Iedereen doet slapen, en iedereen doet het anders. Je kunt In een holletje slapen of in een nestje, in een boom, onder water en onder de grond.  Of in een mandje of een bed.

Zestien

Wij katten slapen ongeveer zestien uur op een dag. Dat zeggen mensen, en die hebben het uitgerekend. Waarom willen mensen dat weten, vraag ik me af. Wat doet het ertoe?
Als je een kat bent ga je gewoon slapen als je moe bent. Of je nou al zestien uur hebt geslapen of niet.

Boem

Er zijn dagen dat ik wel meer slaap dan zestien uur.  Op zulke dagen ga ik tussendoor even snel naar buiten, om te patroejeren. Ik eet een paar brokjes en ik klim meteen weer op het grote bed. En ik val zo boem in slaap. Heerlijk vind ik dat.
Vooral als het buiten regent of koud is, of alletwee. Dan slaap ik zelfs ekstralekker, omdat ik weet dat ik warm en droog lig. Terwijl ik vroeger, als zwerfkat, maar moest zien waar ik sliep en hoe ik droog bleef.

Schemerdieren

Ik kan goed slapen. Dag of nacht, het maakt me niks uit. Ik slaap bijna altijd de hele nacht door.  Dat vinden mijn mensen biesonder. Want katten zijn schemerdieren. Zo noemen mensen ons omdat we in de vroege avond en de vroege ochtend op jacht gaan. En ook vaak in de nacht. Want dan zijn de diertjes die wij eten aktief.
Pop en Beer waren een stel spookjes ’s nachts, zegt mijn vrouw. Als het donker werd gingen ze op stap, in de tuinen. En in de zomer waren ze vaak de hele nacht weg.  Pop was soowiesoo de halve nacht aan het spelen, vaak samen met Beer. Mijn Molletje sliep altijd gewoon binnen. En ik ook, meestal. In de zomer slaap ik wel eens buiten in mijn tent, als het echt superwarm is.  Maar als het niet warm is zou ik niet weten wat ik ’s nachts buiten moet doen.
Ik ga ’s avonds laat altijd even een laatste rondje maken door mijn tuin en over de schuren.  Daarna kom ik naar binnen om te slapen.

Op het grote bed

samen slapen

Ik kan in ons huis overal slapen waar ik wil.
Ik heb twee mandjes, mijn twee kurken, ik kan op de bank slapen en op het grote bed.
Op al die plekken heb ik ook geslapen. Maar het fijnst slaap ik op het grote bed. Daar heb ik lekker de ruimte en ik lig in de slaapkamer dus het is er rustig.
Alleen was er een probleem.
Mijn mensen willen ook op het grote bed slapen. Eigenlijk heb ik dat liever niet. Want dat is best eng, met zijn drietjes op bed. Straks gaan mijn mensen als ze slapen bovenop mij liggen! En dan ben ik niet meer Bolle, maar Platte.
Ik durfde er wel bij als er maar één van mijn mensen in bed lag. Dan ging ik gewoon helemaal aan de andere kant liggen.

Allebei

Maar sinds een tijdje slaap ik ook op het grote bed als mijn mensen er op slapen. Allebei mijn mensen tegelijk, bedoel ik.
Ik weet niet waarom ik het nu wel durf. Ineens was het gewoon zo.

Mijn plek

Ik begin met mijn vrouw samen.  Eerst moet ze me aaien en kusjes geven. We gaan eventjes tegenover elkaar liggen, en ik draai me op mijn zij. Zo kan mijn vrouw mijn buik aaien. Ze snuffelt altijd aan mijn buik, en blaast in mijn haren. Zachtjes. Dan brom ik keihard, zo lekker vind ik dat. Ik geef haar kusjes, en was haar haar of haar neus. Mijn man moet ook erbij komen, om met me te knuffelen. Daar wacht ik op, het hoort erbij. Als dat allemaal gebeurd is, gaan mijn vrouw en ik op onze eigen plek liggen. Zij ligt aan de ene kant te lezen, en ik lig aan de andere kant. Ik lees niet, ik was me even en ga dan lekker slapen.
Ik lig op de plek van mijn man, zegt hij altijd, als hij ook naar bed komt. Ik vind dat het mijn plek is, en dus blijf ik gewoon liggen als mijn man er bij komt.
Hij moet daarom scheef in bed gaan liggen, di-a-go-naal noemt hij dat. Mijn vrouw kan dan weer haar voeten niet kwijt als mijn man zo ligt. Maar mijn man zegt dat het door mij komt. Kinderachtig hè, dat gekibbel. Soms word ik er gewoon wakker van. Gelukkig val ik altijd heel snel weer in slaap, want ik heb mijn slaap hard nodig.

Veilig

samen slapen

Ik slaap heerlijk op het grote bed.  Met zijn drietjes is het veilig, en ik slaap heel diep. Buiten is het donker en binnen zijn wij. Dat is veilig, dat weet ik zeker. Mijn mensen slapen iets minder diep, volgens mijn vrouw.
Dat heeft er mee te maken dat ze niet genoeg ruimte hebben, en dat ze de hele tijd opletten of ze mij niet wegduwen, legde ze me uit.

De kleinste

Dat van die ruimte snap ik niet. Ik heb altijd genoeg ruimte. Ik lig languit, zo slaap ik nou eenmaal graag op het grote bed. Op mijn kurk kan dat niet, daar moet ik me opkrullen. En ik lig niet aan het voeteneinde, want ik ben bang dat ik er misschien afval. Of dat mijn mensen me er af duwen, dat zeggen ze zelf toch ook? Dus ik lig midden op het bed en dan in de breedte. Dat moet kunnen, want ik de kleinste ben van ons drietjes. Ik zie het probleem dus niet zo.
Ik ga altijd om een uur of zes in de ochtend naar buiten, mijn tuin in. Omdat ik een schemerdier ben, dat heb ik uitgelegd. Dan hebben mijn mensen weer even het hele bed voor zichzelf.

Wennen

Bovendien wilden mijn mensen zo graag dat ik op het grote bed kwam slapen. Meer dan drie jaar durfde ik het niet. Soms tilden ze me er weer bij, maar ik sprong altijd weer van het bed af. En nu durf ik het wel.
Mijn mensen zijn er heel blij mee. Ze vinden het supergezellig. Mijn vrouw kon de eerste nacht dat ik in bed sliep niet slapen omdat ze zo blij was. Dat heeft ze me zelf verteld.
Nou dan!
Mijn mensen wennen er wel aan om scheef, of opgekruld te slapen. Als ik dat kan, op mijn kurk, kunnen zij dat vast ook. Als je samenwoont en samen slaapt moet je geven en nemen, vind ik.

kater Bolle over: als je bijna een raskat bent

raskat
Mol en ik

Voor mezelf ben ik gewoon Bolle. Een kater met korte pootjes, een korte staart, brede schouders en grote ogen. Zo ken ik mezelf. En mijn mensen kennen mij ook zo.

Brits korthaar

Maar toen ik een tijdje geleden bij de dierendokter kwam, vertelde hij mijn mensen dat ik bijna zeker tachtig tot negentig procent brits korthaar ben. Mijn vrouw moest lachen, en vroeg of dat die katten met een beebiegezicht zijn. De dierendokter zocht fotoos op de kompjoeter op, en ja hoor, daar stonden een heleboel fotoos van mij.
Allemaal katten met grote ogen, en korte pootjes en een brede borst en een korte staart. En ook nog mijn haren. Ik heb nooit geweten dat ik zoveel familie heb.

Sir Bolle

Zo was ik ineens bijna een raskat.  Mijn mensen zeiden meteen dat ze me op internet gingen zetten om me voor veel geld te verkopen.
Niet echt waar hoor, dat was maar een grapje.
Ik was zelf een beetje zenuwachtig, want ik spreek helemaal geen Engels. Dus hoe moet dat dan, als brits korthaar? Misschien bestaan er ook gewoon nederlandse kortharen, dat hoop ik maar.
Mijn mensen hebben nooit een raskat gehad. Pop en Beer en mijn Molletje waren gewoon kat. En Billy ook.  Mijn mensen waren daarom ook een beetje zenuwachtig. Ze vroegen me of ik voortaan Sir Bolle genoemd wilde worden. Dat is Engels, en dat begrijp ik dus niet. Mijn vrouw legde me uit dat dat meneer betekent. Nee, ik wil niet meneer Bolle zijn. Ik wil gewoon Bolle blijven.

Tenen

Ik had al eens verteld dat ik een beetje vreemd in elkaar zit. Dat heeft waarschijnlijk met dat ras te maken. Dat iemand zo veel mogelijk beebiekatjes wilde hebben om te verkopen, en dus maar broers en zussen met elkaar kindertjes liet krijgen. Jakkes. Daarom heb ik nou kromme benen, en een centenbak.
Mijn vrouw zag een paar weken geleden trouwens dat mijn tenen ook scheef zijn gaan staan. En daarom groeien twee nageltjes over elkaar heen. Dus die moeten steeds geknipt worden. Wil ik dat? Nee. Doet mijn vrouw dat toch? Ja. Ze zegt dat het moet.  Mijn man durft het niet, want hij is bang dat hij in mijn vel knipt. Maar mijn vrouw trekt zich daar niks van aan en knipt gewoon mijn twee nagels af.
Nou ben ik dus bijna een raskat, en ik heb nog steeds niks te vertellen thuis! Dat is toch raar, vind ik.

Mijn Mol

Mijn mensen zeggen dat ze net zoveel van me houden als voordat ze wisten dat ik brits korthaar ben. Dat alle katten uiteindelijk gewoon katten zijn. Of je nou rood of zwart of wit of grijs bent. En dat zij gewoon mensen zijn, net als alle mensen. Of ze nou rasmensen zijn of niet en of ze nou wit of zwart of rood of groen zijn.
Je uiterlijk is helemaal niet belangrijk, vinden mijn mensen. Want je kunt heel mooi zijn, maar helemaal niet lief. En je kunt heel lief zijn, maar helemaal niet mooi. Een vriendin van mijn moeder zegt altijd dat je van een mooi gedekte tafel alleen niet kunt eten. Terwijl ik eten juist zo lekker vind! Maar het betekent dat je aan een mooi uiterlijk alleen niks hebt. Dat je ook nog een mooi karakter moet hebben om echt  mooi te zijn. Dat is zeker weten waar. Ik heb mijn Molletje en mijn mensen uitgekozen omdat ze me lief leken, niet vanwege hoe ze eruit zagen. En dan was mijn Mol toevallig nog een prachtige dame ook.
Maar ze hoefden van mij niet langharig of kortharig te zijn. Of Siamees.
En trouwens, mijn vrouw heeft steeds weer een andere kleur haar. En toch blijft ze dezelfde vrouw.

Biesonder

Inmiddels ben ik er wel aan gewend, dat ik een brits korthaar ben. Ook al ben ik dan scheef afgewerkt. Eigenlijk is er helemaal niks veranderd.
Bovendien zijn alle katten mooi op hun eigen manier. Ook als je geen brits korthaar bent, of juist wel. Of als je een oogje minder hebt, of een pootje minder. Als je scheef afgewerkt bent, of een beetje te dik bent met lange haren of juist te dun met heel weinig haar. We hebben allemaal wel iets biesonders.
Ik ben ook maar geen Engels gaan leren. Want alle katten hier in de buurt spreken gewoon onze eigen kattentaal, we miauwen en we begrijpen elkaar. Ik zou niet weten met wie ik Engels moet spreken.
Dus ik ben gewoon weer Bolle. Nog steeds. Dat is toch het fijnst.

kater Bolle over: als je een doos hebt

kat in doosAlle katten houden van dozen. Tenminste, dat zeggen mensen vaak. Ik was juist altijd bang van dozen.

Wie gaat er nou in een doos springen, zonder dat je weet wat er in zit? Ik niet! Er kan ook best iets engs in een doos zitten, dat er plotseling uitspringt. En stel dat je in een doos zou zitten, dan kan je niet zien wat er om je heen gebeurt. Dat is natuurlijk supergevaarlijk.
Ik vond dozen dus helemaal niks. Als mijn mensen er eentje neerzetten, liep ik er altijd met een grote boog omheen.

Veilige plek

Mijn mensen vond dat helemaal niet erg. Want voor hun hoorden dozen bij de Grote Beer. En bij niemand anders.
Beer moest heel plotseling bij mijn mensen intrekken. Dat was toen het restoorant waar hij woonde dicht ging. Hij was al vaak bij mijn mensen en Popje geweest. Hij liep dan gewoon door de tuinen, en ging door het kleine kattendeurtje. Dus hij was al een beetje gewend.
Maar nu was ineens zijn restoorant er niet meer.
Daarvan raakte hij in de war. Hij vond het moeilijk, en voelde zich in de steek gelaten.
Beer werd zelfs een beetje ziekjes. Hij wilde meer niet eten en hij kreeg ontstoken ogen.
Allemaal van verdriet, omdat zijn oude mensen en zijn oude huis zomaar weg waren.
Logies, natuurlijk. Dat snapten mijn mensen heel goed.
Hij had plotseling geen veilige plek meer en niets dat van hem alleen was. En Beer wilde bij mijn mensen persee geen mandje of deken of kussentje om op te liggen.

Dozenman

Toen bedacht mijn vrouw dat Beer een kartonnen doos vast heel fijn zou vinden. En ze heeft een mooie doos gehaald bij een winkel. Die zette ze eerst eventjes op de eettafel. Maar voordat ze het wist zat Beer er al in!

kat in doos
Beer

Vanaf dat moment was Beer een dozenman, zegt mijn vrouw.
Hij had in zijn doos een stapel fliesdekens, dan kon hij lekker zacht en warm liggen.
Zijn doos moest altijd op de eettafel staan. Zo wilde Beer dat. Alleen als mijn mensen aten, ging de doos even naar een andere plek. Mijn mensen droegen Beer daar met doos en al naar toe. Het leek dan net alsof hij vloog!
Mijn vrouw heeft Beer in zijn nieuwe doos elke dag met een lepeltje gevoerd. En ze gaf hem steeds brokjes, één voor één. Die hij gelukkig opat. Ook maakten mijn mensen elke dag zijn ogen schoon.
Langzaamaan werd hij toen weer beter.

Dozenhoofd

Toen Beer ouder werd vond hij het goed dat zijn doos naar het grote bed werd verhuisd.
Want het lukte hem niet meer om op de eettafel te springen, en hij wilde geen hulp van een krukje of een stoel.
Beer sliep ook in zijn doos. Op het grote bed, tussen mijn mensen in. Vaak kreeg hij ook nog een doos in de tuin, of in de woonkamer. Daar klom hij dan meteen in. Hij had in een doos altijd een heel seerieus gezicht. Mijn mensen noemden dat zijn dozenhoofd. En ze zeiden dat hij in zijn vliegtuig zat, als piloot.
Beer heeft alle jaren dat hij bij mijn mensen woonde zijn eigen doos gehad. Voor hem was zijn doos een veilige plek. Mijn vrouw maakte de dozen altijd mooi, en plakte er van alles op. Toen Beer een prachtige ster werd, hebben mijn mensen hem in zijn doos begraven in de tuin. Zodat hij makkelijk naar de hemel kon vliegen.

In mijn tuin

Daarom vonden mijn mensen het dus niet erg, dat ik niet van dozen hield. Maar toen kwam de dag dat mijn vrouw een keer een doos in mijn tuin zette, waar ze dingen in wilde doen. En raad eens? Ik klom er meteen in! En ik wilde er niet meer uit. Eindelijk snapte ik wat je als kat leuk kunt vinden aan een doos. Nu heb ik dus met mooi weer een eigen doos in mijn tuin.
Niet in huis, want dat wil ik niet. Een doos in huis hoort niet, vind ik.
Net als voor Beer, haalt mijn vrouw er een stuk karton af zodat ik makkelijk in kan stappen.
En ze weet, door haar ervaring met Beer, precies wat voor maat doos een kat fijn vindt.
Ik gebruik mijn doos in de tuin net zo lang tot hij helemaal kapot is. Want hij regent natuurlijk nat, en dan droogt hij soms heel raar op. Of hij wordt vies, maar dat vind ik niet erg. Soms is alleen nog de onderkant over, maar dat vind ik ook prima. Hoe langer ik met mijn doos doe, hoe meer het echt MIJN doos wordt.

Van Beer geleerd

Vorige week scheen het zonnetje en kreeg ik een nieuwe doos. Ik ging er in zitten, en toen begon mijn man te lachen. Hij riep mijn vrouw, en zij moest ook lachen. Ze hebben meteen een footoo van me gemaakt. Ik werd er een beetje knorrig van.
Waarom ze nou zo moesten lachen weet ik niet.
Nou ja, laat maar lachen, denk ik dan. Wat kan mij het tenslotte schelen. Een echte katerman trekt zich nergens iets van aan als hij in zijn doos zit. Dat heb ik van Beer geleerd.

kater Bolle over: als je gelukkig bent

gelukkigSoms kun je denken dat iets nooit meer goed gaat komen. Dat je altijd bang zult zijn, en het altijd koud zult hebben. Dat je je  hele leven buiten moet wonen, en voor je eten moet vechten. Dat je je hele leven alleen gaat blijven.
Zo voelde ik me vroeger.

En mensen kunnen denken dat ze altijd verdrietig blijven, omdat ze drie katten missen die een ster zijn geworden. En dat ze nooit meer zoveel van een kat gaan houden. En dat ze dus ook alleen zijn, zonder kat. Dat hadden mijn mensen. En dan kom je elkaar tegen.
Gelukkig maar.

In mijn tuin

Een paar dagen geleden was het lekker warm buiten, met een zonnetje. ’s Ochtends ging mijn vrouw buiten, in mijn tuin, thee  drinken en de krant lezen.
Dat vond ik biesonder. Meestal doet ze dat binnen, aan het buro. Ik lig naast haar, en lees samen met haar de krant. Ik weet  inmiddels al alles af van de breksit (zo heet dat toch?).
Ik ruik elke ochtend aan haar thee, en ik vind het elke ochtend niet lekker. Mijn vrouw zegt altijd “Nog hetzelfde als gisteren?”  Ja inderdaad. Maar het kan natuurlijk dat het op een ochtend iets is wat ik wel lekker vind. En dan kan ik er snel wat van oplikken, voordat ze het weghaalt.

In mijn tent

In mijn tuin heb ik bij mijn vrouw gelegen, naast haar voeten. Ik kon niet de krant lezen, maar dat gaf niet. Dat doe ik morgen  dan wel weer. Mijn vrouw heeft me lang op mijn buik geaaid, heerlijk was dat. Na een tijdje werd het me een beetje te warm, dus  toen ben ik in mijn tent gaan liggen.
Ik heb nu in mijn tuin vijf manden, een tent, en twee kartonnen dozen. Eigenlijk best veel, voor mij alleen. Mijn man vindt die  manden op straat, en neemt ze voor me mee. Ze zijn soms een beetje kapot, maar dat geeft niks.

In het gras

’s Middags heeft mijn vrouw van alles gedaan in mijn tuin. Ze werkte aan de planten en de bloemen, dat alles er mooi uitziet. Ik ben er blij mee dat ze dat doet, want ik heb er zelf geen tijd voor. Ik heb er bij gezeten, om te kijken of ze alles wel goed  deed. Af en toe hield ze iets voor mijn neus zodat ik er aan kon ruiken, en dan deed ik dat. Allemaal vreemde luchtjes waren het, van dingen die normaal onder de grond zitten. Spannend hoor, maar niet eng!
Nog wat later kwam mijn man ook buiten in mijn tuin zitten. Hij heeft me gekamd, en ik heb in de tijd dat hij me kamde zijn hand  gewassen. Voor wat hoort wat, tenslotte.
Ik heb op mijn rug in het gras gelegen, met mijn benen wijd. Dat is zo fijn, om het zonnetje te voelen op mijn buik. En ik ben veilig, want mijn mensen zitten naast me.

Op het grote bed

De buurhond deed blaffen, maar dat maakte me niet uit. Want als mijn mensen er zijn, ben ik niet bang. Toen het zonnetje weg was, zijn we naar binnen gegaan en heb ik superlekker gegeten. Daarna heeft mijn vrouw me op het grote bed getild, en hebben we geknuffeld. Mijn man kwam er ook nog bij, en dus hebben we ook nog met zijn drietjes geknuffeld.
Ik heb de hele avond geslapen, want ik was moe. Van het zonnetje, van het knuffelen en van het genieten.
Ik vond het een geweldige dag, zeker weten.
Van mij mag elke dag wel zo zijn.

Op het pad

Ik dacht dat ik nooit meer zou kunnen wennen aan wonen bij mensen. Nu vind ik het juist fijn. En mijn mensen dachten dat ze nooit meer zoveel van een kat zouden kunnen houden als van Pop, Beer en mijn Molletje. Maar nu houden ze heel veel van mij. Anders dan van Pop, Beer en Mol, maar ook superveel.

Mijn mensen zeggen vaak dat ze blij zijn dat ik op hun pad ben verschenen. Zo noemen mensen dat, denk ik, als je elkaar tegen komt. En ik ben blij dat ik op het pad ben verschenen van mijn mensen, en van mijn Molletje. Zo lopen we nu hetzelfde pad, met zijn drietjes.
Dat is veilig, dan hoeven we nooit meer bang te zijn.