Tag archieven: Popje

kater Bolle over: als je een vogel ziet

vogels

Deze keer ga ik over iets schrijven dat gevoelig ligt. Niet voor katten, maar voor mensen.
Wij katten denken er niet bij na want voor ons is het heel gewoon. Vaak wordt gezegd dat het in nou eenmaal in ons Dee En Aa zit.

Kun je al raden wat ik bedoel?

Vogels

Ik ga schrijven over vogels, en dat je die als kat probeert te vangen. Om op te eten.
Als mensen een hekel hebben aan katten (ja, die mensen bestaan, eerlijk waar!) komt dat vaak omdat katten op vogels jagen. Dat vinden mensen zielug.
Maar een kat doet niet op vogels jagen omdat dat leuk is. Voor ons is het gewoon eten. Wij zijn roofdieren. En elke kat is eigenlijk een miniteiger, met een mond vol scherpe witte tanden en kiezen waarmee hij alles aan stukken kan scheuren.
Nou ja, bijna alle katten hebben zo’n gebit.

Kadoo

Mijn Molletje had op het laatst bijna geen tandjes en kiesjes meer, maar toch ving ze nog wel eens een vogel of een muis. Dan riep ze mijn mensen door heel hard te miauwen, en gaf hun de vogel of de muis. Die waren geschrokken en nogal natgekwijld, maar verder was er niks met ze aan de hand. Mijn mensen lieten ze weer vrij, zonder dat mijn Mol het kon zien. Want het was een kadoo van Mol, en daar hoor je blij mee te zijn.

Slagroom

Mijn Mol was een goede jaagster. Ze had geduld, kon hard rennen, heel zacht sluipen en hoog springen. Maar ze ving vooral vogels om kadoo te geven aan mijn mensen. Die riep ze, als ze er eentje had.
Ze hield ze zo voorzichtig vast, dat ze niet gewond raakten. Mijn vrouw vroeg altijd of ze de vogel weer los wilde laten, dat ze het geweldig vond dat Mol het kon en dat ze er heel blij mee was, maar dat de vogel nog een gezin had. Dan gaf Mol de vogel aan mijn vrouw. Ze snapte er niks van, en ze was vaak wel een beetje beledigd. Maar ze deed het toch.
Als dank kreeg ze een schoteltje slagroom, dat vond mijn Molly het allerlekkerste dat er was.

De goede kant

De GroteBeer was een supergoede jager. Toen hij nog in het restoorant woonde had hij een belletje om zijn nek. Om de vogels te waarschuwen. Maar hij kon zó lopen dat het belletje niet rinkelde. Alleen als hij bij mijn mensen voor de deur stond schudde hij eventjes met zijn hoofd, tingeling. Dan wisten mijn mensen dat Beer er was.
Beer kon in één sprong een vogeltje uit de lucht plukken. Een sprong met een draai erin, zegt mijn man, en heel hoog. Hij at het vogeltje ook meteen op.
In de woonkamer stond toen een klein koffertje, vol met kattenspeelgoed. Bovenop had mijn vrouw een rijtje pluusjen muizen gelegd. Op een dag bleef Beer maar naar dat koffertje toelopen, en naar mijn vrouw kijken. Toen mijn vrouw naar hem toe ging om te zien wat hij wilde, zag ze dat hij een dode muis had neergelegd tussen de nepmuizen. Presies in het rijtje, met het hoofdje de goede kant op.
De laatste jaren van zijn leven interesseerde het jagen hem niet meer, en zat hij rustig in de tuin of op de vensterbank naar vogels te kijken. Maar hij deed ze niks meer.

Het halve huis

Popje kon ook goed jagen.  Maar hij wilde zijn prooi altijd eerst aan mijn mensen laten zien. En dat ging wel eens mis.
Want vooral mijn man probeerde de prooi af te pakken. Dat wist Pop, dus hij kwam razendsnel eventjes binnenrennen, zei met volle mond Miauw! en rende weer naar buiten.
Soms liet hij per ongeluk zijn vogel of muis los in huis, en die verstopten zich natuurlijk meteen.
Mijn vrouw vertelde me dat ze heel wat keren het halve huis op zijn kop hebben gezet om de muis of de vogel te kunnen vangen.
Maar Pop werd ook gepest door vogels. Door kraaien. En eksters. Die gingen vlakbij hem zitten, en heel hard naar hem schreeuwen. Soms vlogen ze vlak over hem heen. Daar was hij bang van, en dan kwam hij snel naar binnen rennen.
Toen Pop een keer een ekster had gevangen, moest hij hem los laten van mijn man. Daar was Pop een beetje boos over natuurlijk. Maar hij werd daarna nooit meer gepest door de vogels!

Nou denk je misschien: en jij dan Bolle? Dat ga ik zo vertellen.

Minder

Ik las dat minder dan de helft van de katten in Nederland nu nog weet hoe ze moeten jagen op vogels. Er komen steeds meer katten die muizen en vogels niet meer als een prooi zien, en niet meer weten hoe ze een prooi moeten vangen en doodmaken.
Ja, dat las ik in mensenkrant. Daar staan dat soort dingen in. Waarom weet ik niet. En hoe die mensen dat hebben kunnen uitzoeken weet ik ook niet. Maar het is ofiesjeel uitgezocht.

Winkel

Dus nog maar de helft van de katten jaagt. De andere helft kan het niet meer, en die leert het ook niet aan zijn of haar kinderen. Over een tijd kan geen enkele kat het meer.
Daar schrok ik wel een beetje van. Want hoe moet dat dan met ons eten?
Gelukkig kopen mijn mensen altijd mijn eten. En zij zeiden dat de winkel nog vol staat met blikjes en brokken. Dus ik ga niet verhongeren.

Vogels

Een paar dagen geleden zat er een hals-band-par-kiet in mijn tuin. Zo’n grote groene vogel, die veel praat. Hij zat op de grond, in het zonnetje.
Toen ik hem zag rende ik er meteen op af. Mijn man zag het gebeuren, en dacht o nee.
Toen ik vlakbij was maakte ik een sprongetje en de par-kiet vloog weg.
Dat was ook mijn bedoeling. Want het is toevallig wel mijn tuin. Zo’n vogel mag best in de bomen en in de lucht en in de struiken, maar mijn tuin is van mij.
Toen ging ik naar binnen, en vroeg mijn vrouw om wat brokjes.
Ik was moe, want jagen is zwaar werk. Vogels zijn snel, en voordat je het weet zitten er nog meer in mijn tuin.
En ik ben een beetje bang van vogels. Dus ik jaag ze weg.

kater Bolle over: als je iets vraagt aan je mensen

vraagt

Ik ben een bescheiden katerjongen. Dat komt door mijn verleden, maar ook gewoon door wie ik ben. Mijn vrouw zegt dat ik altijd tevreden ben.

Ja, en waarom zou ik dat niet zijn? Ik krijg alles wat ik wil van mijn mensen, en ik hoef nooit ergens om te vragen. Dat vind ik trouwens ook best moeilijk, om iets vragen.

Uit mezelf

Toen ik net bij mijn mensen woonde, deed ik niets uit mezelf. Dat durfde ik niet.
Als mijn eten op was, wachtte ik netjes tot ik weer iets kreeg.
Als ik op bed werd getild, bleef ik daar zitten. Want ik wist niet of ik er weer af mocht.
Ik pakte nooit zelf speeltjes om mee te spelen. Want ik wist niet zeker of ze wel voor mij waren.
Ik ging nergens in huis snuffelen, en ik klom nergens bovenop. Ik was de hele tijd bang dat ik straf zou krijgen, omdat ik iets fout deed. En straf, dat kende ik nog wel van vroeger.
Ik mocht ineens alles, maar ik durfde niks.
Nu woon ik al meer dan drie jaar bij mijn mensen. Ik voel me veilig.
En toch vraag ik bijna nooit om iets.
Mijn mensen zeggen dat ze nog nooit een kat hebben meegemaakt die zó beleefd is!

Popje

Dat was met Pop en Beer en Mol wel anders, zeggen mijn mensen.
Vooral Popje kon ei-gen-wijs zijn.
Hij wilde altijd dat mijn mensen naast hem stonden als hij aan het eten was. Dat vond hij gezellig. Ook ’s nachts. Hij had wel altijd brokjes staan, maar maakte toch mijn mensen wakker.
Eerst heel lief, met kleine hoge geluidjes. Hij ging over ze heen lopen op bed en heel hard spinnen en kopjes geven. Daarna klom hij op de klerenkast en gooide alle spullen ervan af, één voor één. En als dat nog steeds niet werkte, liep hij naar de snoeren van de lampen en ging daar in bijten en aan krabben. Mijn mensen hebben een soort dik spul om de snoeren gedaan, maar daar krabde Pop gewoon doorheen.
Mijn vrouw vertelde me dat het gevaarlijk is om in elektriese snoeren te bijten. Daar kun je krullen van krijgen, zei ze.
Dus stonden mijn mensen altijd op, als Pop dat deed.
Als Pop het ergens niet mee eens was, rolde hij het kleed in de woonkamer op.
Als hij geen eten kreeg (hij was net als ik, een héél klein beetje te rond) ging hij naar buiten en kwam even later terug met een blaadje, of een takje, of een steentje. Dat gaf hij aan mijn mensen. Die waren daar natuurlijk blij mee, en zeiden “dank je wel, Pop!” Daarna liep hij naar zijn lege etensbakje en keek naar mijn mensen. Dat werkte altijd, zeker bij mijn vrouw.
Pop kreeg altijd zijn zin.

Molletje

Molletje

Mijn Molletje wilde in het begin alleen door mijn man gekamd worden.
Als mijn vrouw haar probeerde te kammen, sloeg ze HOPLA! de kam of borstel uit haar handen.
Best stoer, vind ik eigenlijk wel.
Ze wilde niet dat mijn mensen niesten, of hoestten of lachten. Maar het ergste vond ze het als ze de hik hadden. Daar werd ze boos van.
Als mijn Mol iets niet wilde, of juist wel, ging ze heel hard mauwen. Mijn mensen zeiden altijd dat ze dan ging loeien. Terwijl ze natuurlijk helemaal geen koe was!
Ook mijn Molletje kreeg altijd haar zin.

GroteBeer

Grote BeerGroteBeer wilde niet dat mijn mensen, of andere mensen, op de bank gingen zitten. Als iemand dat toch deed ging hij ze aan zitten staren. Hij sprong op de bank, en deed alsof hij niet had gemerkt dat er iemand op zat. Dan zuchtte hij heel diep, en sprong er weer af. Dat kon hij net zo lang vol houden als nodig was. Daarom mocht er, behalve Beer, niemand op de bank.
Beer sliep in een kartonnen doos, in bed bij mijn mensen. Midden op het bed. Maar soms wilde hij ook náást zijn doos slapen. Dan hadden mijn mensen bijna geen ruimte. Maar Beer liet zich niet opzij schuiven.
Ook Beer kreeg altijd zijn zin.

Priep?

En ik? Ik durf nu soms te laten weten dat ik iets wil. Natvoer, of knuffels, of andere brokjes. Dan ga ik bij mijn man of vrouw zitten, en kijk ik ze aan. Ik maak  hele grote ogen en ik hou mijn hoofd scheef. Ik zeg met mijn hoogste stem “Priep?” En ik beweeg mijn hoofd een beetje, van de ene kant naar de andere maar altijd scheef.
Raad eens wat er dan gebeurt?
Ja, inderdaad. Ik krijg ook altijd mijn zin.

Weet je wat ik denk? Waarschijnlijk hoort het zo, dat je als kat je zin krijgt. Anders zouden mijn mensen dat toch zeker niet de hele tijd doen? Het lijkt me eigenlijk ook wel logies.
Maar volgens mij weten nog niet alle mensen dat dat zo is. En daarom heb ik dit stukje geschreven. Speesjaal voor mensen die meelezen met hun kat.  Dan weten ze nu dat katten altijd hun zin horen te krijgen!

kater Bolle over: hiegjeene en jezelf wassen

hygieneDeze week schreef Bert over zijn vacht. Dat die zo mooi is door goed eten en slapen en knuffelen. En doordat hij zich wast.

Toen dacht ik: dat eten en slapen en knuffelen, dat doe ik ook allemaal. Maar dat wassen, dat hoeft voor mij niet zo.

Schoon

Ik was me wel natuurlijk. Ik ben tenslotte een kat. Dus ik doe aan hiegjeene. Ik was me alleen niet overdreven veel. Ik was mijn buik heel goed, en af en toe mijn poten. Meer niet.
Waarom zou ik mijn hoofd wassen, of mijn rug, of mijn staart, als ik daar nooit vies ben? Dat vind ik helemaal niet nodig. En ik voel me nou eenmaal prettiger als mijn haar een beetje nonsjalant zit.
Maar weet je hoe mijn vrouw me altijd noemt?  Een vies-peuk. Ja, echt waar! Erg hè, want dat ben ik zeker weten niet. Mijn buikhaar is altijd mooi roze-oranje en pluizig en schoon.

In mijn haren

Een paar dagen geleden lag ik op het grote bed, op mijn roze handdoek. Toen ik later opstond lag er best wat aarde op mijn handdoek. En een takje. En ook nog een paar blaadjes. De handdoek was een beetje grijzig geworden van mij.
Dus ja hoor, daar begon mijn vrouw weer. Altijd hetzelfde.
Dan zegt ze: “Zo, heb je je tuin weer mee naar binnen genomen?” of: “Was je van plan een moestuintje te beginnen op bed?” of: “Het is niet verboden om je te wassen hoor, Bol”.
Maar ik doe me toch altijd wassen?!
Ik kan er ook niks aan doen dat er van alles in mijn haren blijft hangen!
Ik kan me niet voorstellen dat mijn vrouw van mij verwacht dat ik dat er allemaal uithaal. Met mijn tong nog wel.
Dat vind ik nou vies.

Kuil in de aarde

Nu het lekker weer is, lig ik best vaak buiten. Ik heb in mijn tuin vier manden alleen voor mij, een tent en een kartonnen doos. Maar ik vind het eigenlijk het prettigst om een kuil in de aarde te maken. Niet een hele diepe kuil hoor! Ik graaf gewoon een beetje, en op die plek ga ik goed op mijn rug rollen. En zo wordt die kuil precies op maat voor mij.
Als ik daarna naar binnen kom, ja, dan komt er natuurlijk wat van die aarde mee.
Of er zitten takjes en blaadjes in mijn vacht. Lekker laten zitten, denk ik altijd. Niemand heeft daar last van.

Popje

Mijn mensen zeggen weleens dat ik dat waarschijnlijk van Popje heb ge-erfd. Die waste zich ook bijna nooit. En al helemaal niet zijn pootjes.
Pop lag ooit op het grote bed te knuffelen met mijn vrouw. Ineens tilde hij een achterpootje op, en keek tussen zijn tenen. Daarna zette hij dat pootje snel weer neer, met een vies gezichtje.
Mijn vrouw keek wat er aan de hand was en zag een klein slakje zitten. Ze haalde het tussen Popjes tenen uit het en liet het aan hem zien. Pop deinsde achteruit en keek mijn vrouw aan alsof ze het slakje tussen haar eigen tenen vandaan had gehaald.
Zo zie je maar, het is net hoe je het bekijkt.
Popje vond mijn vrouw juist een vies-peuk. Omdat ze dat slakje vastpakte. Ik snap hem wel.

Voeten

In de zomer, als het droog was, had Pop pikzwarte voetkussentjes. Terwijl ze eigenlijk roze waren. En hij had witte sokken, maar die werden helemaal grijs. Van het stof, en de aarde.
Gelukkig heb ik donkere kussentjes, zodat niemand kan zien of ik mijn voeten was, ja of nee.
Nee natuurlijk, maar niet verder vertellen hoor!

Hiegjeene

Kijk, hiegjeene is belangrijk. Maar het moet niet te gek worden.  Ik ben een buitenkat, met een dikke vacht. Ik heb vier brede poten en een breed hoofd.En ook nog een een buik, een rug en een staart. Ik kan er niet aan beginnen om dat allemaal te wassen.
Ik ben nou eenmaal het buitenleven gewend, van vroeger. Daar kijk je niet zo nauw.

Ik denk dat ik dus maar een grijze handdoek ga vragen voor op het grote bed. Dan ben ik misschien van dat gedoe af over een beetje aarde. Of zand. Of takjes.
Het meeste is trouwens allang van me afgevallen als ik op bed ga liggen. Dat ligt allemaal op de keukentegels en de vloerbedekking. Of op de vensterbank en het buro en de vloerbedekking, als ik via het raam naar binnen kom.
Dus ik zie het probleem niet zo.
Want dan ben ik toch al best schoon, als ik op mijn handdoek ga liggen?