Het moet niet gekker worden. De schilders zijn er nog steeds. Ze komen heel vroeg, ze blijven de hele dag en ze maken lawaai. Soms zit ik in de vensterbank naar ze te kijken. Geen enkele schilder zwaait naar me.
Toen de glazenwasser voor de eerste keer kwam, schrok ik heel erg. Ik was zelfs bang. Al dat water tegen het raam en steeds een borstel op een stok, je snapt het niet en daarom is het eng.
De glazenwasser kwam steeds terug en toen raakte ik er een beetje aan gewend. Bang ben ik niet. Wel dat ik oplet en even niks anders aan mijn kop wil hebben. Maar die schilders is weer een andere zaak. Zult u zeggen, wat is daar nou zo moeilijk aan ze doen je toch niks, wat is nou je bezwaar?
- Ze schreeuwen soms tegen elkaar en dat vind ik naar. Het klinkt of ze boos zijn en boos vind ik moeilijk.
- En ze maken lawaai met hun autodeuren en met de radio, dat is ook vervelend. Boemboemboem hoor ik dan, het klinkt helemaal in de huiskamer en daar is het anders gewoon fijn stil. Mijn vrouw kijkt dan van nou-nou en ik kijk zo terug.
Het is al heel lang zo. De schilders in mijn straat en ik in de vensterbank. En niemand, niemand heeft nog omhoog gekeken en gedacht, wat een aardige kater zit daar, ik zwaai even of ik miauw als begroeting. En dat is dus mijn grootste bezwaar, eerlijk is eerlijk.